gepubliceerd op 28 mei 2018
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 30 maart 2018 in zake S.R., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 5 april 2018, heeft de Strafuitvoeringsrechtbank te Antwerpen « Schenden de artikelen 22/1 en 27 van de wet betreffende de internering van 5 mei 2014 de artikele(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 30 maart 2018 in zake S.R., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 5 april 2018, heeft de Strafuitvoeringsrechtbank te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 22/1 en 27 van de wet betreffende de internering van 5 mei 2014 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met de artikelen 22 en 191 van de Grondwet, door de geïnterneerden die niet zijn toegelaten of gemachtigd tot een verblijf op het grondgebied, op absolute wijze, a priori en zonder individueel onderzoek van hun concrete administratieve, familiale en sociale situatie en van de concrete wettelijke tegenindicaties, uit te sluiten van het voordeel van de meeste strafuitvoeringsmodaliteiten die de verblijfsgerechtigde geïnterneerden en alle veroordeelden onder een aantal voorwaarden kunnen genieten, en aldus een verschil in behandeling te bepalen louter op grond van het administratieve verblijfsstatuut van de niet verblijfsgerechtigde geïnterneerden en op grond van het bestaan van een schulduitsluitingsgrond op het ogenblik van de gepleegde feiten en derhalve zonder te onderzoeken of de niet toekenning van de modaliteiten redelijk evenredig is met het door de betreffende wetsartikelen nagestreefde doel, rekening houdend met de redenen waarom de betrokken uitvoeringsmodaliteiten zijn ingevoerd ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6897 van de rol van het Hof.
De griffier, F. MEERSSCHAUT