Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 03 november 2017

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 13 september 2017 in zake de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tegen de bvba « Hercule », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op « Schendt artikel 22ter, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet v(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2017205351
pub.
03/11/2017
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 13 september 2017 in zake de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tegen de bvba « Hercule », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 september 2017, heeft de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 22ter, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, met artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met het algemene rechtsbeginsel ' non bis in idem ', indien de ambtshalve regularisatie van de bijdragen van de deeltijdse werknemers op basis van een voltijdse tewerkstelling met toepassing van het bij het voormelde artikel 22ter, tweede lid, ingevoerde vermoeden wordt beschouwd als een bijzondere manier van herstel of terugbetaling van burgerrechtelijke aard, bestemd om, in het belang van de financiering van de sociale zekerheid, een einde te maken aan een met de wet strijdige situatie, dan wel als een straf in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, terwijl, enerzijds, die ambtshalve regularisatie kan worden opgelegd naast en boven een administratieve geldboete die is opgelegd met toepassing van artikel 151, eerste lid, 4°, van het Sociaal Strafwetboek, toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, en terwijl, anderzijds, artikel 22ter, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969 niet voorziet in de mogelijkheid om de ambtshalve regularisatie van de bijdragen waarin zij voorziet, op te schorten of gepaard te laten gaan met een volledig of gedeeltelijk uitstel, terwijl de werkgever die wegens dezelfde feiten voor de correctionele rechtbank wordt vervolgd, de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie kan genieten, waardoor categorieën van personen die zich in vergelijkbare situaties bevinden, aldus verschillend worden behandeld ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 6728 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^