gepubliceerd op 29 september 2017
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 29 juni 2017 in zake het openbaar ministerie tegen J. V.O., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 augustus 2017, heeft de Rec « 1. Schendt artikel 187 van het Wetboek van Strafvordering dat de gevolgen van de betekening van e(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 29 juni 2017 in zake het openbaar ministerie tegen J. V.O., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 augustus 2017, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 187 van het Wetboek van Strafvordering dat de gevolgen van de betekening van een veroordelend verstekvonnis regelt, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet samen gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens daar waar het, naar analogie met artikel 145 van het Wetboek van Strafvordering, niet voorziet in de verplichting om de betekening van een verstekvonnis aan een persoon die onder bewind staat, ook aan de woonplaats of verblijfplaats van de bewindvoerder te doen ? 2. Schendt artikel 40 van de
wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
16/03/1968
pub.
21/10/1998
numac
1998000446
bron
ministerie van binnenlandse zaken
Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart
1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967
houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...)
sluiten betreffende de politie over het wegverkeer, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet samen gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens daar waar het enerzijds niet voorziet in de verplichting om de kennisgeving van een verval van het recht tot sturen aan een persoon die onder bewind staat ook aan de bewindvoerder te doen en anderzijds evenmin voorziet dat wanneer het verval van het recht tot sturen uitgesproken werd bij verstek, de bij verstek veroordeelde persoon bij de kennisgeving van het verval in kennis dient te worden gesteld van de mogelijkheid tot het aantekenen van verzet ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6718 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut