gepubliceerd op 05 mei 2017
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 17 februari 2017 in zake S.L. tegen O.R. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 maart 2017, heeft de Rechtbank van « Schenden artikel 350, artikel 356-1, tweede lid, en artikel 356-4 van het Burgerlijk Wetboek, al (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 17 februari 2017 in zake S.L. tegen O.R. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 maart 2017, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 350, artikel 356-1, tweede lid, en artikel 356-4 van het Burgerlijk Wetboek, al dan niet in samenhang gelezen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere, supranationale wetsbepalingen zoals het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met name artikel 8 ervan, in zoverre aan de vaststelling van de afstamming van een nadien geadopteerd kind geen ander gevolg toekomt dan de verbodsbepalingen van de artikelen 161 tot 164 van het Burgerlijk Wetboek, dit in tegenstelling tot een dergelijke vaststelling van de afstamming ten aanzien van een niet-geadopteerd natuurlijk kind, waaraan alle gevolgen verbonden zijn van artikel 334 van het Burgerlijk Wetboek, en dat terwijl, vermits volle adoptie in principe en onder voorbehoud van uitzonderingen in de rechtspraak onherroepelijk is, een geadopteerde niet over dezelfde rechten beschikt om aan de op een later tijdstip vastgestelde afstamming dezelfde gevolgen te laten verbinden als een afstamming die is vastgesteld ten aanzien van een niet-geadopteerd natuurlijk kind, zijnde die van artikel 334 van het Burgerlijk Wetboek ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6638 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux