gepubliceerd op 30 november 2016
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 5 oktober 2016 in zake Y.R., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 31 oktober 2016, heeft de familierechtbank van de Rechtbank v « Schendt artikel 331ter van het gerechtelijk wetboek [lees : Burgerlijk Wetboek] artikel 22 van de(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij vonnis van 5 oktober 2016 in zake Y.R., waarvan de expeditie ter    griffie van het Hof is ingekomen op 31 oktober 2016, heeft de    familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven de    volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Schendt artikel 331ter van het gerechtelijk wetboek [lees :    Burgerlijk Wetboek] artikel 22 van de grondwet, al dan niet in    samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees verdrag van de    rechten van de mens, in zoverre de wet een verjaringstermijn van 30    jaar bepaalt met betrekking tot de vordering tot onderzoek van het    vaderschap, wanneer het kind pas na het verstrijken van deze termijn    kennis heeft gekregen van het biologische vaderschap van de    biologische vader en bijgevolg nooit in de mogelijkheid was om de    vordering tijdig in te stellen en wetende dat de vermeende biologische    vader is overleden zonder nakomelingen, zodat de vordering geen    familiale onrust zal teweeg brengen en er geen erfbelangen meespelen,    gelet op artikel 828 van het burgerlijk wetboek ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6531 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut