gepubliceerd op 30 augustus 2016
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 29 juni 2016 in zake het openbaar ministerie tegen A. v.H., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 juli 2016, heeft de Rechtba « 1. Schendt artikel 204 Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd door de wet van 05.02.2016 tot(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 29 juni 2016 in zake het openbaar ministerie tegen A. v.H., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 juli 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 204 Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd door de wet van 05.02.2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, samen gelezen met de artikelen 203, 205 en 210 Wetboek van Strafvordering, de bepalingen over de fundamentele rechten en vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet, (met name de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet) én artikel 6.1 E.V.R.M., in die zin geïnterpreteerd dat de rechtsgeldigheid van het hoger beroep, op straffe van verval, afhankelijk wordt gemaakt van het tijdig indienen van een regelmatig grievenverzoekschrift indien de akte van aanhangigmaking van het hoger beroep gebeurt volgens de in artikel 203 Wetboek van Strafvordering bedoelde verklaring, welke als akte van hoger beroep open staat voor alle betrokken partijen, terwijl de rechtsgeldigheid van het hoger beroep niet op straffe van verval, afhankelijk wordt gemaakt van het indienen van een regelmatig grievenverzoekschrift indien de akte van aanhangigmaking van het hoger beroep gebeurt volgens het in artikel 205 Wetboek van Strafvordering bedoelde exploot van dagvaarding, welke als akte van hoger beroep uitsluitend open staat voor het Openbaar Ministerie ? 2. Schendt artikel 204 Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd door de wet van 05.02.2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, samen gelezen met de artikelen 203, 205 en 210 Wetboek van Strafvordering, de fundamentele rechten en vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet (met name de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet) én artikel 6.1 E.V.R.M., in die zin geïnterpreteerd dat, aan de partij die beroep aantekent overeenkomstig artikel 203 Wetboek van Strafvordering, een bijkomende substantiële vormvereiste wordt opgelegd op straffe van verval van haar beroep, terwijl diezelfde vormvereiste niet wordt opgelegd aan de enige partij die beroep kan aantekenen artikel 205 Wetboek van Strafvordering, met name het Openbaar Ministerie ? 3. Schendt artikel 204 Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd door de wet van 05.02.2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, samen gelezen met de artikelen 203, 205 en 210 Wetboek van Strafvordering, de fundamentele rechten en vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet (met name de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet) én artikel 6.1 E.V.R.M., in die zin geïnterpreteerd dat, indien hoger beroep wordt ingesteld volgens de in artikel 203 Wetboek van Strafvordering bedoelde verklaring, wat als akte van hoger beroep open staat voor alle partijen die principaal hoger beroep instellen, het grievenverzoekschrift moet worden neergelegd binnen een termijn van 30 dagen op straffe van verval, terwijl, indien hoger beroep wordt betekend volgens artikel 205 Wetboek van Strafvordering, wat als akte van hoger beroep uitsluitend open staat voor het Openbaar Ministerie, het (gebeurlijk vereist) grievenverzoekschrift kan worden neergelegd binnen een termijn van 40 dagen ? 4. Schendt artikel 204 Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd door de wet van 05.02.2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, samen gelezen met de artikelen 203, 205 en 210 Wetboek van Strafvordering, de fundamentele rechten en vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet (met name de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet) én artikel 6.1 E.V.R.M., in die zin geïnterpreteerd dat, indien hoger beroep wordt ingesteld volgens de in artikel 203 Wetboek van Strafvordering bedoelde verklaring, wat als akte van hoger beroep open staat voor alle partijen die principaal hoger beroep instellen, het grievenverzoekschrift moet worden neergelegd ter griffie op straffe van verval, terwijl, indien hoger beroep wordt betekend volgens artikel 205 Wetboek van Strafvordering, wat als akte van hoger beroep uitsluitend open staat voor het Openbaar Ministerie, het (gebeurlijk vereist) grievenverzoekschrift kan worden mede betekend in het gerechtsdeurwaardersexploot houdende dagvaarding ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6482 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut