gepubliceerd op 26 februari 2016
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 23 november 2015 in zake J.D. tegen P.D. en R.C., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 januari 2016, heeft de Rechtbank van « Schendt artikel 330, § 1, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11 en 22 v(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 23 november 2015 in zake J.D. tegen P.D. en R.C., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 januari 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Verviers, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 330, § 1, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het bepaalt dat de vordering tot betwisting van een vaderlijke erkenning niet meer kan worden ingesteld door het kind na de leeftijd van 22 jaar of na één jaar indien het steeds geweten heeft dat de persoon die het heeft erkend niet zijn vader is, en dit in het geval waarin de vaderlijke erkenning niet overeenstemt met de biologische waarheid en op een bezit van staat berust dat niet voortdurend is ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6335 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux