gepubliceerd op 30 september 2015
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 27 juli 2015 in zake de bvba « P. Van De Riet » tegen het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 5 augustus 2015, « 1. Schendt artikel 2.6.1, § 3, 4°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening de artikelen 10(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij vonnis van 27 juli 2015 in zake de bvba « P. Van De Riet » tegen    het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is    ingekomen op 5 augustus 2015, heeft de Nederlandstalige Rechtbank van    eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld :    « 1. Schendt artikel 2.6.1, § 3, 4°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke    Ordening de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, artikel 16 van de    Grondwet en/of artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het    Europese Verdrag voor de rechten van de mens doordat het bepaalt dat    enkel de eerste 50 meter vanaf de rooilijn in aanmerking komt voor    planschade, terwijl de dieper liggende stukken van hetzelfde geheel -    die doorgaans in hun geheel als bouwgrond of als verkavelbare grond    werden verhandeld - niet per definitie niet voor bebouwing in    aanmerking kunnen komen ?    2. Schendt artikel 2.6.2, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex    Ruimtelijke Ordening de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, artikel 16    van de Grondwet en/of artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij    het Europese Verdrag voor de rechten van de mens doordat het bepaalt    dat de planschadevergoeding slechts 80 % bedraagt van de    waardevermindering, hetgeen een onevenredig zware last zou zijn die    eigenaars in het algemeen belang moeten dragen wanneer hun goed    getroffen wordt door een bouwverbod dat uit een ruimtelijk    uitvoeringsplan volgt ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6254 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut