Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 05 februari 2015

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij beslissing van 1 oktober 2014 in zake Henri Goldberg, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 5 december 2014, heeft de Hogere Commissie van « Schendt artikel 1, § 4, a), van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen vo(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2015200164
pub.
05/02/2015
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij beslissing van 1 oktober 2014 in zake Henri Goldberg, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 5 december 2014, heeft de Hogere Commissie van Beroep, ingesteld bij het koninklijk besluit van 25 maart 1954 tot regeling van de procedure voor de toepassing van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 1, § 4, a), van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie beoogd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 45, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat de vrijheid van verkeer en van verblijf van de personen binnen de Unie waarborgt, in zoverre het, teneinde een herstelpensioen te genieten, de burgerlijke oorlogsslachtoffers die de Belgische nationaliteit hebben op het ogenblik van de pensioenaanvraag, maar die die nationaliteit niet hadden op het ogenblik van het schadeverwekkende feit of die geen naturalisatieaanvraag hadden ingediend vóór 10 mei 1940, geen volle 22 jaar waren vóór 10 mei 1940, hun gewoonlijke verblijfplaats in België hebben gehad sinds 1 januari 1931 en de Belgische nationaliteit hebben verkregen vóór 1 januari 1960, een voorwaarde oplegt van ononderbroken verblijf in België sinds 1 januari 1931 tot de dag van de pensioenaanvraag, terwijl die voorwaarde niet geldt voor de burgerlijke oorlogsslachtoffers die de Belgische nationaliteit hadden op het ogenblik van het schadeverwekkende feit of die een naturalisatieaanvraag hadden ingediend vóór 10 mei 1940 ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 6110 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^