gepubliceerd op 15 oktober 2014
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 8 juli 2014 in zake C.D., C.S. en N.D., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 augustus 2014, heeft de Nederlandstalige Rechtba 1. « Schenden de artikelen 348-3 en 348-11 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 8 juli 2014 in zake C.D., C.S. en N.D., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 augustus 2014, heeft de Nederlandstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden de artikelen 348-3 en 348-11 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre zij de toestemming van de moeder opleggen opdat een adoptie kan worden uitgesproken (buiten het geval waarin de moeder zich niet meer om het kind heeft bekommerd of de gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van het kind in gevaar heeft gebracht), terwijl : - de moeder met de kandidaat/kandidate-adoptieouder een overeenkomst heeft ondertekend conform artikel 7 van de
wet van 6 juli 2007Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/07/2007
pub.
17/07/2007
numac
2007023090
bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
Wet betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten
type
wet
prom.
06/07/2007
pub.
10/03/2011
numac
2011000130
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten betreffende de medische begeleide voortplanting; - de moeder en de kandidaat/kandidate-adoptieouder minstens een affectieve relatie hadden op het ogenblik van de geboorte van het kind en nadien in het huwelijk zijn getreden; - de moeder en de kandidaat/kandidate-adoptieouder gehuwd waren op het ogenblik van de indiening van het verzoekschrift tot adoptie; - is aangetoond dat er een daadwerkelijke familiale band bestaat tussen het kind en de kandidaat/kandidate-adoptieouder die blijft bestaan na de scheiding van de echtgenoten, onder meer door een akkoord m.b.t. het omgangsrecht dat werd bekrachtigd door de Vrederechter ? »; 2. « Schenden de artikelen 343, § 1, a), 353-8 en 353-9 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikel 21 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, in zoverre zij niet erin voorzien dat bij adoptie van het kind of het adoptief kind van de ex-echtgenoot van de adoptant, het ouderlijk gezag gezamenlijk door beide ex-echtgenoten wordt uitgeoefend terwijl dit wel het geval is bij adoptie van het kind of het adoptief kind van de echtgenoot van de adoptant ? ». Die zaak, ingeschreven onder nummer 6021 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 5894.
De griffier, F. Meersschaut