Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 18 juni 2014

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 25 april 2014 in zake P.L., in aanwezigheid van E.P., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 april 2014, heeft de Jeugdrechtba « 1. Schenden de artikelen 343, § 1, a) en b), en 353 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2014203798
pub.
18/06/2014
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 25 april 2014 in zake P.L., in aanwezigheid van E.P., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 april 2014, heeft de Jeugdrechtbank te Namen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schenden de artikelen 343, § 1, a) en b), en 353 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, in zoverre zij, in de hiervoor omschreven omstandigheden van de zaak, niet erin voorzien dat een minderjarig kind via gewone adoptie door de voormalige partner van de adoptieve ouder van dat kind kan worden geadopteerd, aangezien er op het ogenblik van het indienen van het verzoek tot adoptie geen samenwoning meer is, terwijl er gedurende minstens drie jaar een affectieve en permanente samenwoning vóór het indienen van dat verzoek is geweest en terwijl er op materieel en moreel vlak een duurzame ouder-kindrelatie bestaat tussen de kandidaat-adoptant en het geadopteerde kind ? 2. Schenden de artikelen 353-8, 353-9 en 353-10 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind in zoverre zij, in geval van gewone adoptie, het biologische of adoptieve minderjarige kind van een niet-samenwonende voormalige partner niet toestaan het gezamenlijk ouderlijk gezag van zijn twee ouders te blijven genieten, terwijl dat wel het geval is voor het biologische of adoptieve minderjarige kind van een samenwonende partner ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 5894 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^