gepubliceerd op 27 maart 2014
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 12 februari 2014 in zake de ebvba « Nikris » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 februari 2014 « - Schendt artikel 192 WIB de artikelen 10, 11, 170 en 172 van de Grondwet, in die zin geïnterpret(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 12 februari 2014 in zake de ebvba « Nikris » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 februari 2014, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge de volgende prejudiciële vragen gesteld : « - Schendt artikel 192 WIB de artikelen 10, 11, 170 en 172 van de Grondwet, in die zin geïnterpreteerd dat bij een inkoop van eigen aandelen [het positieve verschil tussen de ontvangen uitkering en de fiscale waarde van aandelen] bij een verkrijgende vennootschap, in hoofde van deze laatste als een gerealiseerde meerwaarde op aandelen wordt beschouwd in de zin van artikel 192 WIB, voor zover het gedeelte van de ontvangen uitkering dat de fiscale waarde van de aandelen te boven gaat bij de uitkerende vennootschap werd aangerekend op het gestort kapitaal (in de zin van artikel 184, eerste lid WIB); terwijl dit positieve verschil, zelfs wanneer het bij de uitkerende vennootschap werd aangerekend op het gestort kapitaal (in de zin van artikel 184, eerste lid WIB), in geval van een kapitaalvermindering met uitkering aan de aandeelhouders, in hoofde van de verkrijgende vennootschap als een winst wordt beschouwd die niet kan worden vrijgesteld in toepassing van artikel 192 WIB ? - Schendt artikel 192 WIB de artikelen 10, 11, 170 en 172 van de Grondwet, in die zin geïnterpreteerd dat bij kapitaalvermindering met terugbetaling aan de aandeelhouders, waarbij de uitkering integraal wordt aangerekend op het gestort kapitaal (in de zin van artikel 184, eerste lid WIB) van de uitkerende vennootschap, de uitkering in hoofde van een aandeelhouder-vennootschap slechts wordt vrijgesteld (in toepassing van artikel 192 WIB) in de mate dat de ontvangen uitkering op de fiscale waarde van de aandelen wordt aangerekend en deze waarde niet overtreft; terwijl diezelfde uitkering in hoofde van een aandeelhouder-natuurlijke persoon onvoorwaardelijk is vrijgesteld ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5848 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut