Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 04 september 2013

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 1 juli 2013 in zake de vzw « Institut Albatros » tegen Gregory Cols en het Algemeen Belgisch Vakverbond , waarvan de expeditie ter griffie van h(...) « 1. Schendt artikel 6 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de per(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013204532
pub.
04/09/2013
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 1 juli 2013 in zake de vzw « Institut Albatros » tegen Gregory Cols en het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV), waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 juli 2013, heeft de Arbeidsrechtbank te Dinant de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 6 van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, in samenhang gelezen met artikel 5, § 3, van dezelfde wet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens : - in zoverre het, voor de personeelsafgevaardigden, de termijn van drie werkdagen om de zaak bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank aanhangig te maken volgens de vormen van het kort geding, laat lopen vanaf de dag volgend op die waarop de voorzitter van de arbeidsrechtbank de bij artikel 5, § 3, bedoelde beslissing heeft genomen, terwijl het aanvangspunt van beroepstermijnen wordt berekend vanaf de kennisgeving (opgevat als de dag van het overhandigen van de gerechtsbrief of van de ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs) of de betekening van een beslissing, - in zoverre het bijgevolg het recht op toegang tot de rechtbank afhankelijk maakt van de inachtneming van een termijn waarvan het aanvangspunt overeenkomt met een datum die geen vaste datum is, noch noodzakelijkerwijs ter kennis wordt gebracht van de geadresseerde ervan, in tegenstelling tot de andere beroepstermijnen waarvan het aanvangspunt verbonden is aan de kennisneming van het feit dat aanleiding geeft tot het beroep ? 2. Schendt artikel 6 van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, in samenhang gelezen met artikel 5, § 3, van dezelfde wet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens in zoverre het, voor de personeelsafgevaardigden, de termijn van drie werkdagen om de zaak bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank aanhangig te maken volgens de vormen van het kort geding, laat lopen vanaf de dag volgend op die waarop de voorzitter van de arbeidsrechtbank de bij artikel 5, § 3, bedoelde beslissing heeft genomen, zijnde een datum die geen vaste datum is, noch ter kennis wordt gebracht van de geadresseerde ervan, terwijl, voor de niet-verkozen kandidaat, dezelfde termijn om een vordering in te stellen loopt vanaf de dag volgend op het verstrijken van de onderhandelingsperiode bedoeld in artikel 5, § 1, zijnde een vaststaande datum ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 5693 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^