gepubliceerd op 06 augustus 2013
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 3 juni 2013 in zake de vzw « Xerius » tegen de bvba « Danicar », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 juni 2013, heeft de A « 1. Schendt artikel 15, § 1, tweede lid [lees : derde lid], van het koninklijk besluit nr. 38(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 3 juni 2013 in zake de vzw « Xerius » tegen de bvba « Danicar », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 juni 2013, heeft de Arbeidsrechtbank te Nijvel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 15, § 1, tweede lid [lees : derde lid], van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de hoofdelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon voor de bijdragen verschuldigd door zijn mandataris niet beperkt is naar verhouding van de activiteit of het inkomen van die mandataris binnen de rechtspersoon, en in zoverre de rechtspersoon bijgevolg hoofdelijk aansprakelijk is voor de bijdragen die door zijn mandataris verschuldigd zijn wegens andere zelfstandige activiteiten of andere mandaten die hij uitoefent en die niets te maken hebben met de activiteiten van de rechtspersoon ? 2. Schendt artikel 17 van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de rechtspersoon, die hoofdelijk aansprakelijk is voor de bijdragen verschuldigd door zijn mandatarissen, niet de staat van behoefte van zijn mandataris kan aanvoeren om een vrijstelling van bijdragen te verkrijgen terwijl, in principe, krachtens artikel 1208 van het Burgerlijk Wetboek, de hoofdelijke schuldenaar de excepties kan aanvoeren die de hoofdschuldenaar had kunnen aanvoeren ? 3. Schendt artikel 15, § 1, vierde lid [lees : vijfde lid], van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de rechtspersoon hoofdelijk gehouden blijft in geval van een aan de mandataris toegekende bijdragevrijstelling terwijl, in het gemeen recht, de bevrijding van de hoofdschuldenaar ten opzichte van de schuldeiser eveneens de hoofdelijke schuldenaars bevrijdt ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5660 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux