Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 03 februari 2012

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 15 december 2011 in zake Guy Califice tegen de Belgische Staat en in zake Josiane Marchoul tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie « Schendt artikel 393, § 2, van het WIB 1992, dat de rechtspraak van het Hof van Cassatie bekr(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2012200639
pub.
03/02/2012
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 15 december 2011 in zake Guy Califice tegen de Belgische Staat en in zake Josiane Marchoul tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 december 2011, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 393, § 2, van het WIB 1992, dat de rechtspraak van het Hof van Cassatie bekrachtigt, in zoverre het de ontvanger der directe belastingen in staat stelt om de vennoten van een cvoha te vervolgen tot invordering van haar belastingschulden enkel omdat artikel 352 van het Wetboek van vennootschappen ze hoofdelijk aansprakelijk maakt voor de betaling van de schulden van de cvoha, en om ze eenzijdig en automatisch te beschouwen als de belastingschuldigen van het gehele bedrag van de door de vennootschap verschuldigde belastingen, zonder verdere vorm van rechtsgeding, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet alsook artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en het algemene beginsel van inachtneming van de rechten van de verdediging, ook al beschikken zij over een recht van bezwaar tegen de aanslagen, terwijl het ' privilège du préalable ' de ontvanger niet toestaat zich een uitvoerbare titel tegen derden te bezorgen zonder uitdrukkelijke rechterlijke machtiging, terwijl het kohier slechts een uitvoerbare titel kan zijn ten aanzien van de personen die krachtens artikel 1494 van het Gerechtelijk Wetboek erin worden genoemd, terwijl geen enkele tekst in het Burgerlijk Wetboek voorziet in zulk een neveneffect van de hoofdelijkheid in het nadeel van de hoofdelijke medeschuldenaars, terwijl alleen een gerechtelijke uitvoerbare titel die vooraf moet worden verkregen voor de burgerlijke rechter die tegelijk uitspraak zou doen over het beginsel van hoofdelijkheid van de vennoten, de vennoten een debat op tegenspraak zou kunnen waarborgen ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 5275 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^