Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 18 augustus 2010

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 26 mei 2010 in zake A.P. H. tegen R.F. D.G. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 juni 2010, heeft de Rechtbank « Schendt artikel 330, § 1, vierde lid, B.W. de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010204355
pub.
18/08/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 26 mei 2010 in zake A.P. H. tegen R.F. D.G. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 juni 2010, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 330, § 1, vierde lid, B.W. de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met de artikelen 8 en 14 van het EVRM en het IVRK, waar het een ongelijkheid creëert tussen de betwisting van het vaderschap van de echtgenoot door de man die het vaderschap van het kind opeist (artikel 318, § 2, eerste lid, B.W.) en de betwisting van de vaderlijke erkenning door de man die het vaderschap van het kind opeist (artikel 330, § 1, vierde lid, B.W.), doordat in beide gevallen dezelfde vervaltermijn van één jaar wordt gehanteerd, terwijl dit - nu het om zeer verschillende wijzen van vaststelling van de vaderlijke afstamming gaat - in bepaalde gevallen ongelijke gevolgen kan hebben : - een man die, binnen het jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader is van een kind, het vermoeden van vaderschap betwist, terwijl het kind geen bezit van staat heeft ten aanzien van de echtgenoot, zal zijn vordering kunnen effectueren wanneer zijn vaderschap komt vast te staan, - een man die, binnen het jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader is van een kind, het kind wenst te erkennen, doch op een weigering tot toestemming van de moeder stuit, zal zijn recht niet altijd kunnen effectueren, ook al heeft het kind geen bezit van staat ten aanzien van een andere man en staat het biologische vaderschap ten aanzien van hem vast : het is immers mogelijk dat, terwijl de procedure tot toestemmingsweigering hangende is, het kind wordt erkend door een andere - de moeder welwillende - man; indien op het moment van deze erkenning reeds een jaar verstreken is sinds de biologische vader kennis had van zijn vaderschap, kan de biologische vader deze erkenning niet meer betwisten, nu de wetgever de termijn van een jaar als een vervaltermijn heeft geconcipieerd.

Het niet meer gerelateerd zijn van de vervaltermijn aan de erkenning zelf kan er, met andere woorden, toe leiden dat de termijn voor de genetische vader reeds verstreken is vóór het opmaken van de akte van erkenning door een andere - ten aanzien van de moeder welwillende - man, zodat de genetische vader de facto in de onmogelijkheid is om het vaderschap van de erkenner te betwisten, zelfs in een geval waarin hij binnen het jaar nadat hij kennis kreeg van zijn vaderschap (of binnen het jaar van de overgangsperiode) zijn verantwoordelijkheden als ouder heeft willen opnemen ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4957 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^