Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 11 juni 2010

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij vonnis van 5 januari 2010 in zake de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur voor de provincie West-Vlaanderen tegen Herman Decock, Aurore Van Neste en Mr. « 1. Schendt artikel 6.1.1, vierde lid, VCRO het door artikel 16 van de Grondwet en artikel 1.1 Eer(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010202931
pub.
11/06/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten a. Bij vonnis van 5 januari 2010 in zake de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur voor de provincie West-Vlaanderen tegen Herman Decock, Aurore Van Neste en Mr.Laurence Montagne, handelend in de hoedanigheid van curator van het faillissement van de bvba « Herbofisk-H-D », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 maart 2010, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 6.1.1, vierde lid, VCRO het door artikel 16 van de Grondwet en artikel 1.1 Eerste Aanvullend Protocol EVRM gewaarborgde eigendomsrecht van de door de instandhouding van een illegale constructie benadeelde derde, al dan niet in samenhang gelezen met het legaliteitsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, door te verhinderen dat de tijdig bij het vonnisgerecht aanhangig gemaakte publieke vordering tot herstel in de oorspronkelijke staat of tot herstel in de legale staat niet langer kan worden ingewilligd indien deze instandhouding op het ogenblik van de uitspraak niet meer strafbaar is gesteld ? 2. Schendt artikel 6.1.1, vierde lid, VCRO het standstill- beginsel, vervat in artikel 23 van de Grondwet, door - zonder indeplaatsstelling van een alternatief - reeds bestaande en voor de rechter uigeoefende vorderingsrechten van de overheid tot herstel van de goede ruimtelijke ordening uit te doven naar aanleiding van een depenalisering van het misdrijf van instandhouding, terwijl deze depenalisering de concrete aantasting van de goede ruimtelijke ordening zowel de facto als de iure onverlet laat ? 3. Schenden de artikelen 6.1.1, derde lid, 6.1.1, vierde lid en 6.1.2, VCRO het standstill- beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet, doordat zijn in onderlinge samenhang het opleggen van een herstelmaatregel op grond van feiten van instandhouding volstrekt onmogelijk maken, en hierdoor de mogelijkheid van de overheid tot het stellen van illegale situaties de facto laten afhangen van het voorhanden zijn van een dader aan wie het oprichtingsmisdrijf toerekenbaar is, terwijl deze omstandigheid geen enkel verband houdt met de schade aan de goede ruimtelijke ordening die door de illegale situatie wordt veroorzaakt ? ». b. Bij arrest van 26 februari 2010 in zake het Vlaamse Gewest tegen Helena Verhaeghe, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 maart 2010, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 6.1.1., derde lid, 6.1.47., eerste lid, en 6.1.2. VCRO het standstill- beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet, doordat zij in onderlinge samenhang het opleggen van een stakingsbevel op grond van feiten van instandhouding volstrekt onmogelijk maken, en hierdoor de mogelijkheid van de overheid tot het voorkomen van illegale situaties de facto laten afhangen van het voorhanden zijn van een dader, aan wie het oprichtingsmisdrijf toerekenbaar is, terwijl deze omstandigheid geen enkel verband houdt met de schade aan de goede ruimtelijke ordening die door de illegale situatie wordt veroorzaakt ? ». c. Bij arrest van 5 maart 2010 in zake de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur voor de provincie West-Vlaanderen tegen Luc Sanders, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 maart 2010, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1.Schendt artikel 6.1.1, vierde lid, VCRO het door artikel 16 Grondwet en artikel 1.1 Eerste Aanvullend Protocol EVRM gewaarborgde eigendomsrecht van de door de instandhouding van een illegale constructie benadeelde derde, al dan niet in samenhang gelezen met het legaliteitsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, door te verhinderen dat de tijdig bij het vonnisgerecht aanhangig gemaakte publieke vordering tot herstel in de oorspronkelijke staat of tot herstel in de legale staat nog langer kan worden ingewilligd indien deze instandhouding op het ogenblik van de uitspraak niet meer strafbaar is gesteld ? 2. Schendt artikel 6.1.1, vierde lid, VCRO het standstill -beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet door - zonder indeplaatsstelling van een alternatief - reeds bestaande en voor de rechter uitgeoefende vorderingsrechten van de overheid tot herstel van de goede ruimtelijke ordening uit te doven naar aanleiding van een depenalisering van het misdrijf van instandhouding, terwijl deze depenalisering de concrete aantasting van de goede ruimtelijke ordening zowel de facto als de iure onverlet laat ? 3. Schenden de artikelen 6.1.1, derde lid, 6.1.1, vierde lid, en 6.1.2 VCRO het standstill -beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet, doordat zij in onderlinge samenhang het opleggen van een herstelmaatregel op grond van feiten van instandhouding volstrekt onmogelijk maken, en hierdoor de mogelijkheid van de overheid tot het herstellen van illegale situaties de facto laten afhangen van het voorhanden zijn van een dader, aan wie het oprichtingsmisdrijf toerekenbaar is, terwijl deze omstandigheid geen enkel verband houdt met de schade aan de goede ruimtelijke ordening die door de illegale situatie wordt veroorzaakt ? ». d. Bij arrest van 26 maart 2010 in zake de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur voor de provincie West-Vlaanderen tegen Yves Van Dorpe en Nancy Timmerman, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 april 2010, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1.Schendt artikel 6.1.1, vierde lid, VCRO het standstill- beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet door - zonder indeplaatsstelling van een alternatief - reeds bestaande en voor de rechter uigeoefende vorderingsrechten van de overheid tot herstel van de goede ruimtelijke ordening uit te doven naar aanleiding van een depenalisering van het misdrijf van instandhouding, terwijl deze depenalisering de concrete aantasting van de goede ruimtelijke ordening zowel de facto als de iure onverlet laat ? 2. Schenden de artikelen 6.1.1, derde lid, 6.1.1, vierde lid, en 6.1.2 VCRO het standstill -beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet, doordat zij in onderlinge samenhang het opleggen van een herstelmaatregel op grond van feiten van instandhouding volstrekt onmogelijk maken, en hierdoor de mogelijkheid van de overheid tot het herstellen van illegale situaties de facto laten afhangen van het voorhanden zijn van een dader, aan wie het oprichtingsmisdrijf toerekenbaar is, terwijl deze omstandigheid geen enkel verband houdt met de schade aan de goede ruimtelijke ordening die door de illegale situatie wordt veroorzaakt ? 3. Schenden de artikelen 6.1.1, derde lid, en 6.1.1, vierde lid, VCRO de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij samen gelezen tot gevolg hebben dat de instandhouder buiten ruimtelijk kwetsbaar gebied bij wie voor het oprichtingsmisdrijf nog een oprichter kan vervolgd worden, de gevolgen van een opgelegde herstelmaatregel kan moeten ondergaan, terwijl eenzelfde instandhouder bij wie voor het oprichtingsmisdrijf niet langer een oprichter kan vervolgd worden, deze gevolgen niet kan moeten ondergaan ? ».

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4887, 4891, 4899 en 4917 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^