Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 09 juni 2009

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij vonnis van 11 maart 2009 in zake het openbaar ministerie tegen Fayçal Nberri, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 april 2009, heeft « Schendt de bepaling van artikel 38, § 5, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009202415
pub.
09/06/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij vonnis van 11 maart 2009 in zake het openbaar ministerie tegen Fayçal Nberri, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 april 2009, heeft de Politierechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt de bepaling van artikel 38, § 5, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, ingevoegd bij de wet van 21 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 26 juli 2007), in werking getreden op 1 september 2007, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij niet van toepassing is op de houders van een voorlopig rijbewijs B dat 18 maanden geldig is voor het sturen zonder begeleider of 36 maanden met begeleider, en zij bijgevolg de rechter niet ertoe verplicht ten aanzien van die bestuurders het verval uit te spreken en het herstel van het recht tot sturen afhankelijk te maken van minstens het slagen voor het theoretisch examen ? ».b. Bij vonnis van 25 maart 2009 in zake het openbaar ministerie tegen Kenny Camassi, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 april 2009, heeft de Politierechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1.Schendt artikel 38, § 5, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, in samenhang gelezen met de artikelen 21 en 23 van dezelfde wet, met artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en, algemener, met het gehele koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre artikel 38, § 5, van de wet van 16 maart 1968 enkel betrekking heeft op de rijbewijzen van categorie B en niet op de rijbewijzen die tot de categorieën A3, A, B+E, C, C+E, D, G en D+E behoren, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en meer in het bijzonder in artikel 2 van dat koninklijk besluit ? 2. Schendt artikel 38, § 5, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, in samenhang gelezen met de artikelen 21 en 23 van dezelfde wet, met de artikelen 6, 7, 8 en 9 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en, algemener, met het gehele koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en in samenhang gelezen met de artikelen 3 en 4 van het koninklijk besluit van 10 juli 2007 [lees : 2006] betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B en, algemener, met het gehele koninklijk besluit van 10 juli 2007 [lees : 2006] betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre artikel 38, § 5, van de wet van 16 maart 1968 enkel betrekking heeft op de rijbewijzen van categorie B en niet op de voorlopige rijbewijzen, zoals bedoeld in de koninklijke besluiten van 23 maart 1998 en van 10 juli 2007 [lees : 2006] ? 3.Schendt artikel 38, § 5, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, in samenhang gelezen met de artikelen 21 en 23 van dezelfde wet, met de artikelen 53, 54, 55 en 56 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en, algemener, met het gehele koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre artikel 38, § 5, van de wet van 16 maart 1968 enkel betrekking heeft op de rijbewijzen van categorie B en niet op de internationale rijbewijzen, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 16 maart 1968 en in de artikelen 53, 54, 55 en 56 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs ? ».

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4680 en 4694 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^