gepubliceerd op 24 april 2009
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 6 februari 2009 in zake het openbaar ministerie, de vennootschap naar Engels recht « Sony Computer Entertainment Europe » en de vennootschap naar Nede « Schendt art. 79bis, § 1, 2°, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 6 februari 2009 in zake het openbaar ministerie, de vennootschap naar Engels recht « Sony Computer Entertainment Europe » en de vennootschap naar Nederlands recht « Sony Computer Entertainment Benelux BV » tegen Bart Vandebeeck, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 maart 2009, heeft de Correctionele Rechtbank te Tongeren de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt art. 79bis, § 1, 2°, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten de artikelen 12 en 14 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het gelijkheidsbeginsel zoals verankerd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, en artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, doordat de omschrijving ' die diensten verricht die slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben naast het omzeilen van de bescherming van een doeltreffende technische voorziening ' geen voldoende normatieve inhoud heeft om het misdrijf te kunnen definiëren en bijgevolg, op strafrechtelijk en procedureel vlak, een verschil in behandeling zou kunnen worden ingevoerd tussen twee rechtzoekenden die met dezelfde ingesteldheid, hetzelfde besef of dezelfde intentie dezelfde materiële handelingen hebben gesteld, wat tot een verbreking van de gelijkheid zou kunnen leiden, doordat de bewoordingen van artikel 79bis, § 1, 2°, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, strafbaar gesteld bij artikel 81 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten het de rechtzoekenden niet mogelijk zouden maken om, op het ogenblik dat zij een gedrag aannemen, te weten of dat gedrag al dan niet strafbaar is ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4659 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.