gepubliceerd op 05 december 2008
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a) Bij vonnis van 25 september 2008 in zake Claudine Parissis tegen Alicia Tirmarche, in aanwezigheid van Anne Tirmarche, en in zake Anne Tirmarche tegen Claudine Pa « Houdt de programmawet van 27 december 2006 geen discriminatie ten aanzien van de artikelen 10 of (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a) Bij vonnis van 25 september 2008 in zake Claudine Parissis tegen Alicia Tirmarche, in aanwezigheid van Anne Tirmarche, en in zake Anne Tirmarche tegen Claudine Parissis, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 oktober 2008, heeft de Vrederechter van het kanton Etterbeek de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Houdt de programmawet van 27 december 2006 geen discriminatie ten aanzien van de artikelen 10 of 11 van de Grondwet in, doordat zij in artikel 73 bepaalt dat zolang de huurovereenkomst niet geregistreerd is na de termijn van twee maanden bedoeld in artikel 32, 5°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, zowel de opzeggingstermijn bedoeld in het eerste lid van artikel 3 van de wet van 20 februari 1991 betreffende de huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de huurder, als de vergoeding bedoeld in het tweede lid van dat artikel, niet van toepassing zijn, waarbij die bepaling enkel paragraaf 5 van hetzelfde artikel 3 beoogt en niet paragraaf 6 van dat artikel, temeer daar een huurder die gebonden is door een huurovereenkomst van negen jaar, zich kan beroepen op de sanctie waarin is voorzien bij niet-registratie, en dit eveneens tijdens de eerste drie jaar van de huurovereenkomst ? ».b) Bij vonnis van 3 november 2008 in zake de nv « Giliph Invest » tegen Alexander Verheijen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 november 2008, heeft de Vrederechter van het eerste kanton Gent het Grondwettelijk Hof gevraagd « om uitspraak te doen over de vraag of het feit dat art.3 § 5, 2e lid [lees : derde lid] van de Woninghuurwet door de programmawet (I) van 27 december 2006 werd ingevoegd in art. 3, § 5, van de Woninghuurwet zonder dat het mede toepasselijk werd gemaakt op de huurcontracten van ` korte ` duur bedoeld in art. 3, § 6, van de Woninghuurwet, al dan niet te verenigen is met de Grondwet ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4523 en 4551 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.