gepubliceerd op 30 oktober 2008
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 17 september 2008 in zake Maurice Dellaert en de bvba « DWS Desindo Wood Supply » tegen Björn Van hove, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof i « Schenden artikel 4 lid 3 t.e.m. 5 V.T.Sv., artikel 162bis en 194 Sv., en de artikelen 1017, 1018(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 17 september 2008 in zake Maurice Dellaert en de bvba « DWS Desindo Wood Supply » tegen Björn Van hove, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 september 2008, heeft de Correctionele Rechtbank te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 4 lid 3 t.e.m. 5 V.T.Sv., artikel 162bis en 194 Sv., en de artikelen 1017, 1018 en 1022 Ger.W., zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met artikel 6 E.V.R.M. en artikel 14 E.V.R.M., doordat ze voorzien dat de beklaagde die voor de strafrechter in het gelijk wordt gesteld wat betreft de tegen hem door de burgerlijke partij in een verzoekschrift op grond van artikel 4 V.T.Sv. geformuleerde vordering, geen recht heeft op een rechtsplegingsvergoeding vanwege de burgerlijke partij, terwijl de beklaagde die in het gelijk wordt gesteld wat betreft dezelfde vordering die tegen hem door dezelfde burgerlijke partij voor de burgerlijke rechter werd ingesteld, daarop wél aanspraak kan maken ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4519 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.