gepubliceerd op 21 oktober 2008
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 4 september 2008 in zake Jean-Marie Hottat en anderen tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 16 septem « In de mate de zgn. Copernicuspremie weliswaar niet identificeerbaar is met het vakantiegeld toege(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 4 september 2008 in zake Jean-Marie Hottat en anderen tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 16 september 2008, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « In de mate de zgn. Copernicuspremie weliswaar niet identificeerbaar is met het vakantiegeld toegekend op, grond van art. 4 en 4bis van het K.B. van 30 januari 1979, maar ingesteld werd met de bedoeling het vakantiegeld toegekend aan personeelsleden van rijksbesturen aan te vullen, in de mate in art. 119 van de wet van 7 december 1998 bepaald wordt dat het statuut van alle politieambtenaren gelijk is, en bij het opstellen van hat koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol) volgens het verslag aan de Koning uiteengezet werd dat ernaar gestreefd werd ` om waar mogelijk in gemeenschappelijke regelingen te voorzien voor alle personeelsleden van de politiediensten, zij wezen dus lid van het operationeel kader dan wel van het administratief en logistiek kader ` en in artikel XI.3.4 van RPPol van 30.03.2001 overigens ook voorzien werd dat al personeelsleden van de politiediensten ook van het vakantiegeld genieten volgens de bedragen en voorwaarden zoals toegekend aan de personeelsleden van de federale ministeries, schenden de artikelen 119 en 121 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en artikel 4 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, inzoverre deze wetsbepalingen een onderscheiden statuut vaststellen voor het personeel van het operationeel kader enerzijds en het personeel van het administratief en logistiek kader anderzijds, waarvan de nadere regels door de Koning worden bepaald, en dit tot gevolg heeft dat de zogeheten Copernicuspremie bij koninklijk besluit van 16 januari 2003 enkel toegekend is aan personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus en niet aan de leden van het operationeel kader van deze geïntegreerde politie ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4511 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.