Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 26 juli 2007

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a) Bij vonnis van 19 juni 2007 in zake Y.B. tegen de NV « EVS Broadcast Equipment », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 juni 2007, heef 1. « Schendt de gezamenlijke toepassing van de artikelen 101 (zoals het van toepassing is sinds de (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007202426
pub.
26/07/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a) Bij vonnis van 19 juni 2007 in zake Y.B. tegen de NV « EVS Broadcast Equipment », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 juni 2007, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt de gezamenlijke toepassing van de artikelen 101 (zoals het van toepassing is sinds de wijziging ervan bij de wet van 23 maart 2001) en 103 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, in samenhang gelezen met artikel 20 van de cao nr.77bis, en van artikel 39 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de werknemer wiens arbeidsovereenkomst zonder een dringende reden of een voldoende reden met onmiddellijke ingang wordt beëindigd, terwijl hij zijn arbeidsprestaties volledig heeft onderbroken, recht zal hebben op een compenserende opzeggingsvergoeding alsmede op een forfaitaire beschermingsvergoeding, die beide worden berekend op basis van het loon dat overeenstemt met de voltijdse arbeid die hij verrichtte alvorens zijn arbeidsprestaties volledig te onderbreken (artikel 101 van de wet), terwijl de werknemer die, hetzij op zijn verzoek, hetzij als antwoord op een verzoek van de werkgever, zijn arbeidsprestaties tijdelijk heeft verminderd en wiens arbeidsovereenkomst zonder een dringende reden of een voldoende reden met onmiddellijke ingang wordt beëindigd, recht zal hebben op een compenserende opzeggingsvergoeding (waarvan de duurtijd weliswaar wordt berekend alsof hij zijn prestaties niet had verminderd) en op een forfaitaire beschermingsvergoeding, waarvan de bedragen beide zullen worden vastgesteld op basis van het lopende loon dat overeenstemt met zijn verminderde activiteiten, in de interpretatie volgens welke de beschermingsvergoeding moet worden berekend op basis van die bezoldiging ? »; 2. « Schendt de gezamenlijke toepassing van de artikelen 101 (zoals het van toepassing is sinds de wijziging ervan bij de wet van 23 maart 2001) en 103 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, in samenhang gelezen met artikel 20 van de cao nr.77bis, en van artikel 39 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de werknemer die tijdelijk, hetzij op zijn verzoek, hetzij als antwoord op een verzoek van de werkgever, zijn arbeidsprestaties heeft verminderd en wiens overeenkomst zonder een dringende reden of een voldoende reden met onmiddellijke ingang wordt beëindigd, recht zal hebben op een compenserende opzeggingsvergoeding (waarvan de duurtijd weliswaar zal worden berekend alsof hij zijn prestaties niet had verminderd) en op een forfaitaire beschermingsvergoeding, waarvan de bedragen beide zullen worden vastgesteld op basis van het lopende loon dat overeenstemt met zijn verminderde activiteiten, in de interpretatie volgens welke de beschermingsvergoeding moet worden berekend op basis van die [sic ], terwijl de werknemer die zijn prestaties niet heeft onderbroken of zelfs niet heeft verminderd en wiens overeenkomst zonder een dringende reden met onmiddellijke ingang wordt beëindigd, recht zal hebben op een compenserende opzeggingsvergoeding berekend op basis van het loon dat overeenstemt met voltijdse arbeid en waarvan het bedrag klaarblijkelijk automatisch nog steeds ten minste hetzelfde of meer zal zijn dan de cumulatie van de twee vergoedingen (opzeggingsvergoeding en beschermingsvergoeding) waarop eerstgenoemde aanspraak kan maken, wanneer die werknemers bij de aanvang een gelijkwaardig basisloon hadden en een gelijkwaardige dienstanciënniteit van meer dan vijf jaar ? ». b) Bij twee arresten van 18 juni 2007 in zake de NV « De Post » tegen respectievelijk G.L. en C.J., waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 25 juni 2007, heeft het Arbeidshof te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 39 van de wet van 3 juli 1978 en artikel 103 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, in die zin geïnterpreteerd dat het ' lopend loon ' dat dient om het bedrag vast te stellen van de compenserende opzeggingsvergoeding die verschuldigd is aan een ontslagen werknemer wordt opgevat als het daadwerkelijk door hem ontvangen loon op het ogenblik dat zijn werkgever de wil uit om de overeenkomst te verbreken, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, aangezien er een verschil in behandeling bestaat tussen de ontslagen werknemer die de opzeggingstermijn uitdoet en die de krachtens artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 toegekende vergoeding blijft genieten en de werknemer die de in het voormelde artikel 102 bedoelde vergoeding niet geniet en die bijgevolg een compenserende opzeggingsvergoeding ontvangt die minder bedraagt dan het bedrag dat de werknemer ontvangt die de opzeggingstermijn daadwerkelijk uitdoet ? ».

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4231, 4235 en 4236 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^