gepubliceerd op 19 juni 2006
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 24 april 2006 in zake de echtgenoten Solheid-Grulois tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitrageh 1. « Is artikel 63, §§ 1 en 2, van de (bij het koninklijk besluit van 19 december 1939 ge(...)
ARBITRAGEHOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6    januari 1989 op het Arbitragehof    Bij vonnis van 24 april 2006 in zake de echtgenoten Solheid-Grulois    tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het    Arbitragehof is ingekomen op 4 mei 2006, heeft de Arbeidsrechtbank te    Verviers de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Is artikel 63, §§ 1 en 2, van de (bij het koninklijk besluit van    19 december 1939 gecoördineerde) wetten betreffende de kinderbijslag    voor loonarbeiders, in de versie die is vastgesteld bij artikel 87 van    de programmawet van 24 december 2002, waarbij twee categorieën worden    onderscheiden onder de kinderen met een handicap die in aanmerking    komen voor een verhoogde kinderbijslag, onbestaanbaar met de artikelen    10 en 11 van de Grondwet ? »;2. « Biedt artikel 63 van de (bij het koninklijk besluit van 19    december 1939 gecoördineerde) wetten betreffende de kinderbijslag voor    loonarbeiders, in de versie die is vastgesteld bij artikel 84 van de    programmawet van 29 december 1990, voldoende toegang tot een minimum    aan menselijke waardigheid in de zin van artikel 23 van de Grondwet,    met inbegrip van een minimaal recht op sociale zekerheid, overwegende    dat, enerzijds, de verhoging van de gezinsbijslag onderworpen is aan    een hoge graad op het vlak van de ernst van de handicap (aangezien de    wet een fysieke of mentale ongeschiktheid van minstens 66 pct.   vereist), en overwegende dat, anderzijds, geen enkele toegankelijkheid    mogelijk is voor minder ernstige handicaps die niettemin reëel en    aanzienlijk zijn ? »; 3. « Biedt artikel 63 van de (bij het koninklijk besluit van 19    december 1939 gecoördineerde) wetten betreffende de kinderbijslag voor    loonarbeiders, zowel in de versie ervan die is vastgesteld bij artikel    84 van de programmawet van 29 december 1990 als in de versie ervan die    is vastgesteld bij artikel 87 van de programmawet van 24 december    2002, voldoende toegang tot een minimum aan menselijke waardigheid in    de zin van artikel 23 van de Grondwet, met inbegrip van een minimaal    recht op gezondheid en een minimaal recht op sociale zekerheid,    overwegende dat de wettelijke norm ertoe verplicht het percentage van    de handicap te berekenen nadat de (preventieve en curatieve) medische    maatregelen zijn aangewend die de ernst van de handicap kunnen    voorkomen of verminderen, en dat bijgevolg de verhoging van de    gezinsbijslag wordt ingetrokken indien de handicap medisch gezien voor    verbetering vatbaar is dankzij behandelingen of prothesen, ongeacht de    kosten van de medische maatregelen ? ».   Die zaak is ingeschreven onder nummer 3974 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.