Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 27 februari 2006

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 9 januari 2006 in zake J. Dujardin en M. Davaux tegen S. Dohet, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen « Is artikel 728, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 1042 van(...)

bron
arbitragehof
numac
2006200646
pub.
27/02/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 9 januari 2006 in zake J. Dujardin en M. Davaux tegen S. Dohet, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 24 januari 2006, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Namen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Is artikel 728, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 1042 van het Gerechtelijk Wetboek, indien het zo wordt geïnterpreteerd dat het de vertegenwoordiging door een echtgenoot of door een bloed- of aanverwante houder van een schriftelijke volmacht niet toestaat, wanneer de rechtbank van eerste aanleg uitspraak doet in hoger beroep tegen een beslissing van de vrederechter, in overeenstemming met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, aangezien het in die interpretatie ertoe leidt dat partijen die zich wensen te laten vertegenwoordigen door een echtgenoot of door een bloed- of aanverwante houder van een schriftelijke volmacht in het raam van eenzelfde geschil, op verschillende wijze worden behandeld naargelang zij in eerste of in tweede aanleg in rechte treden ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 3859 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^