Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 17 januari 2006

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnissen van 8 december 2005 in zake S. Bossuyt en B. D'Hertoge tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitrag 1. « Schendt de bepaling van artikel 26, § 3, van de wet van 21 december 1998 [betreffende de (...)

bron
arbitragehof
numac
2006200002
pub.
17/01/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnissen van 8 december 2005 in zake S. Bossuyt en B. D'Hertoge tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 14 december 2005, heeft de Politierechtbank te Brugge de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt de bepaling van artikel 26, § 3, van de wet van 21 december 1998 [betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden], zoals ingevoegd door artikel 496 van de programmawet van 27 december 2004, die de mogelijkheid creëert dat bij een administratieve afhandeling van de zaak de sanctie niet wordt opgelegd door de persoon die de mondelinge verdediging heeft gehoord, terwijl dit in geval van strafrechterlijke afhandeling van de zaak onmogelijk is, artikel 11 van de Grondwet en een fundamentele waarborg die voortvloeit uit de algemene beginselen van de strafrechtspleging ? »;2. « Schendt de bepaling van artikel 26, § 3, van de wet van 21 december 1998 [betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden], zoals ingevoegd door artikel 496 van de programmawet van 27 december 2004, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij aan de ambtenaar die krachtens artikel 26, § 1, van diezelfde wet bevoegd is om de administratieve sanctie op te leggen, de mogelijkheid geeft om zijn bevoegdheid om de overtreder te horen in zijn mondelinge verdediging over te dragen aan een andere ambtenaar, inzonderheid doordat er geen criteria zijn vastgelegd, noch erin voorzien is dat verantwoording moet gegeven worden nopens het al dan niet gebruik van dit delegatierecht ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 3830 en 3831 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

De griffier, L.Potoms.

^