gepubliceerd op 16 februari 2005
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 18 januari 2005 in zake L. Thienpont tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen « Houden de artikelen 6, 7 en 8 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering i(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 18 januari 2005 in zake L. Thienpont tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 20 januari 2005, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Houden de artikelen 6, 7 en 8 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregeling, in zover in een overlevingspensioen en niet in een rustpensioen voor de uit de echt gescheiden echtgenoot van een ambtenaar wordt voorzien enerzijds, in vergelijking met de artikelen 74, 75, 76 en 77 van het koninklijk besluit van 21 december 1976, genomen ter uitwerking van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967, en artikel 30 van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 en artikel 260 van de wet van 22 december 1989, in zover hierin ook in een rustpensioen wordt voorzien voor de uit de echt gescheiden echtgenoot van een werknemer anderzijds, een ongelijke behandeling in van de echt gescheiden echtgenoot van een ambtenaar, een werknemer en een zelfstandige zodat deze artikelen strijdig zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, of schendt minstens het ontbreken van het bestaan van eenzelfde wettelijke regeling aangaande het recht op een deel van het rustpensioen van de ambtenaar voor diens uit de echt gescheiden echtgenoot, door het opleggen van de voorwaarde dat een vonnis dient te zijn geveld dat een onderhoudsgeld wordt toegestaan of dat een inkomstendelegatie werd bekomen, het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en niet-discriminatiebeginsel, zoals voorzien in artikel 10 en 11 van de Grondwet ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 3362 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.