Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 14 januari 2005

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij vonnis van 18 oktober 2004 in zake het openbaar ministerie en de Minister van Financiën tegen M. De Schutter en anderen, waarvan de expedi « Schenden artikel 11, §§ 1 en 2, van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 j(...)

bron
arbitragehof
numac
2005200019
pub.
14/01/2005
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij vonnis van 18 oktober 2004 in zake het openbaar ministerie en de Minister van Financiën tegen M.De Schutter en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 2 november 2004, heeft de Correctionele Rechtbank te Turnhout de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 11, §§ 1 en 2, van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977 (zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 30 november 1979 en artikel 75 van de wet van 22 december 1989) en/of artikel 43 van de wet van 10 juni 1997 ' betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop ' de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in combinatie met de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, en maken zij derhalve een schending uit van het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, doordat krachtens het voormeld artikel 11, § 1, de Koning wordt gemachtigd om bepaalde maatregelen te treffen inzake douane en accijnzen waaruit een niet te verantwoorden verschil in behandeling voortvloeit tussen enerzijds de categorie van belastingplichtigen die de grondwettelijke waarborg genieten dat belastingen en eventuele vrijstellingen of verminderingen daarvan door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering worden vastgesteld en anderzijds de categorie van belastingplichtigen inzake douane en accijnzen aan wie die grondwettelijke waarborg is ontzegd, doordat het krachtens de voormelde machtiging door de Koning getroffen koninklijk besluit van 29 december 1992 ' betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop ' manifest laattijdig werd bekrachtigd door het voormeld artikel 43 en met miskenning van de bepalingen van het voormeld artikel 11, § 2, en/of doordat het krachtens de voormelde machtiging door de Koning getroffen koninklijk besluit van 29 december 1992 ' betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop ' met ingang van 1 januari 1993 een nieuwe algemene belastingregeling inzake accijnzen tot stand brengt die geenszins kan worden aangemerkt als het in het interne recht omzetten van een aantal technische voorschriften van een E.G.-richtlijn en die evenmin kan worden aangemerkt als het in het interne recht omzetten van bepalingen van een E.G.-richtlijn waarbij de Koning in hoge mate gebonden zou zijn door de inhoud van de kwestieuze om te zetten bepalingen van de desbetreffende E.G.-richtlijn ? » b. Bij vonnis van 18 oktober 2004 in zake het openbaar ministerie en de Minister van Financiën tegen L.Enderli en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 24 november 2004, heeft de Correctionele Rechtbank te Dendermonde de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 11, §§ 1 en 2, van de algemene wet inzake douane en accijnzen (zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 30 november 1979 en bij artikel 75 van de wet van 22 december 1989) en/of artikel 43 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in combinatie met de artikelen 170 en 172 van de Grondwet en maken zij derhalve een schending uit van het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, doordat krachtens het voormeld artikel 11, § 1, de Koning wordt gemachtigd om bepaalde maatregelen te treffen inzake douane en accijnzen waaruit een niet te verantwoorden verschil in behandeling voortvloeit tussen enerzijds de categorie van belastingplichtigen die de grondwettelijke waarborg genieten dat belastingen en eventuele vrijstellingen of verminderingen daarvan door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering worden vastgesteld en anderzijds de categorie van belastingplichtigen inzake douane en accijnzen aan wie die grondwettelijke waarborg is ontzegd, doordat het krachtens de voormelde machtiging door de Koning getroffen koninklijk besluit van 29 december 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, manifest laattijdig werd bekrachtigd door het voormeld artikel 43 en met miskenning van de bepalingen van het voormeld artikel 11, § 2, en/of doordat het krachtens de voormelde machtiging door de Koning getroffen koninklijk besluit van 29 december 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, met ingang van 1 januari 1993 een nieuwe algemene belastingregeling inzake accijnzen tot stand lijkt te brengen die niet kan worden aangemerkt als het in het interne recht omzetten van een aantal technische voorschriften van een E.G.-richtlijn ? » Die zaken, ingeschreven onder de nummers 3112 en 3142 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

De griffier, L. Potoms.

^