Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 29 december 2004

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 24 november 2004 in zake A. Brouckaert tegen de Vlaamse Gemeenschap en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitrage « 1. Schendt artikel 7, 2°, van de Kieswet van 12 april 1894 het algemeen rechtsbeginsel dat enkel (...)

bron
arbitragehof
numac
2004203814
pub.
29/12/2004
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 24 november 2004 in zake A. Brouckaert tegen de Vlaamse Gemeenschap en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 3 december 2004, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 7, 2°, van de Kieswet van 12 april 1894 het algemeen rechtsbeginsel dat enkel de rechter straffen kan opleggen en de principes neergelegd in de artikelen 13 en 145 van de gecoördineerde Grondwet ? 2. Schendt artikel 7, 2°, van de Kieswet van 12 april 1894 de principes van gelijkheid en non-discriminatie zoals neergelegd in de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet afzonderlijk gelezen of gelezen in samenhang met artikel 6, 1°, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens, omdat niemand, bij toepassing van artikel 14, 7°, van het Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, opgemaakt te New York op 19 december 1966 en goedgekeurd bij de wet van 15 mei 1981, voor een tweede keer mag berecht of gestraft worden voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds overeenkomstig de wet en het procesrecht bij einduitspraak veroordeeld is of waarvan hij vrijgesproken is, omdat dit zou neerkomen op een schending van het algemeen rechtsbeginsel dat neergelegd is in de rechtsspreuk ' non bis in idem ' en omdat een dergelijke beslissing niet kan genomen worden zonder jurisdictionele toetsing door een onafhankelijke rechtsmacht ? 3.Schendt artikel 86, 1°, b), van het [...] decreet van 27 maart 1997 [lees : 1991] betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs het algemeen rechtsbeginsel dat enkel de rechter straffen kan opleggen en de principes neergelegd in de artikelen 13, 144 en 145 van de gecoördineerde Grondwet ? 4. Schendt artikel 86, 1°, b), van het [...] decreet van 27 maart 1997 [lees : 1991] betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs de principes van gelijkheid en non-discriminatie zoals neergelegd in de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet afzonderlijk gelezen of gelezen in samenhang met artikel 6, 1°, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens, (a) omdat een verschil in behandeling wordt gecreëerd tussen vergelijkbare categorieën van onderwijzend personeel (ambtenaren en niet-ambtenaren), (b) omdat de sanctie van het ambtshalve ontslag in werking treedt bij een zelfs tijdelijke schorsing van het kiesrecht hetgeen nochtans verschilt van een definitieve schorsing van het kiesrecht en (c) omdat niemand, bij toepassing van artikel 14, 7°, van het Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, opgemaakt te New York op 19 december 1966 en goedgekeurd bij de wet van 15 mei 1981, voor een tweede keer mag berecht of gestraft worden voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds overeenkomstig de wet en het procesrecht bij einduitspraak veroordeeld is of waarvan hij vrijgesproken is, (d) omdat dit zou neerkomen op een schending van het algemeen rechtsbeginsel dat neergelegd is in de rechtsspreuk ' non bis in idem ' en (e) omdat een dergelijke beslissing niet kan genomen worden zonder jurisdictionele toetsing ? 5. Is er sprake van een schending van de principes van gelijkheid en non-discriminatie bij de gezamenlijke toepassing van artikel 7, 2°, van de Kieswet van 12 april 1894 en artikel 86, 1°, b), van het [...] decreet van 27 maart 1997 [lees : 1991] betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs (a) omdat een verschil in behandeling wordt gecreëerd tussen vergelijkbare veroordeelden wegens een bepaald misdrijf (b) omdat een verschil in behandeling wordt gecreëerd tussen verschillende categorieën van onderwijzend personeel (ambtenaren en niet-ambtenaren), (c) omdat de sanctie van het ambtshalve ontslag in werking treedt bij een zelfs tijdelijke schorsing van het kiesrecht hetgeen nochtans verschilt van een definitieve schorsing van het kiesrecht en (d) omdat niemand, bij toepassing van artikel 14, 7°, van het Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, opgemaakt te New York op 19 december 1966 en goedgekeurd bij de wet van 15 mei 1981, voor een tweede keer mag berecht of gestraft worden voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds overeenkomstig de wet en het procesrecht bij einduitspraak veroordeeld is of waarvan hij vrijgesproken is, (e) omdat dit zou neerkomen op een schending van het algemeen rechtsbeginsel dat neergelegd is in de rechtsspreuk ' non bis in idem ' en (f) omdat een dergelijke beslissing niet kan genomen worden zonder jurisdictionele toetsing ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 3176 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^