gepubliceerd op 22 oktober 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 13 september 2004 in zake het openbaar ministerie en M. Lazou en anderen tegen L. De Bruyne en de v.z.w. Huize Tordale, waarvan de « Schenden de artikelen 65 van het strafwetboek en 21 van de voorafgaandelijke titel van het Wetboe(...)
ARBITRAGEHOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6    januari 1989 op het Arbitragehof    Bij vonnis van 13 september 2004 in zake het openbaar ministerie en M. Lazou en anderen tegen L. De Bruyne en de v.z.w. Huize Tordale,    waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op    30 september 2004, heeft de Correctionele Rechtbank te Brugge de    volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Schenden de artikelen 65 van het strafwetboek en 21 van de    voorafgaandelijke titel van het Wetboek van strafvordering het    grondbeginsel van de rechtszekerheid en het legaliteitsbeginsel, en    mitsdien de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, in    samenhang met artikel 7 van het BUPO-verdrag [lees : EVRM] en de    artikelen 33, 108 en 159 van de Grondwet, aldus geïnterpreteerd dat,    wanneer de rechter oordeelt dat verscheidene misdrijven een collectief    misdrijf uitmaken, alsdan de verjaring eerst begint te lopen vanaf het    laatste feit dat volgens de feitenrechter met datzelfde opzet is    gepleegd en mits er tussen geen van de feiten een volledige    verjaringstermijn is verlopen ? »    Die zaak is ingeschreven onder nummer 3089 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.