gepubliceerd op 30 juli 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 2 juni 2004 in zake de Minister van Financiën en het openbaar ministerie tegen Y. Renard, waarvan de expeditie ter griffie van het « Schenden de artikelen 261, 265, 281 tot 283 en 311 van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake do(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 2 juni 2004 in zake de Minister van Financiën en het openbaar ministerie tegen Y. Renard, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 1 juli 2004, heeft de Correctionele Rechtbank te Dinant de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 261, 265, 281 tot 283 en 311 van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet alsook artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens door het feit dat zij, door de uitoefening van de publieke vordering toe te vertrouwen aan het Ministerie van Financiën en niet aan het openbaar ministerie wat betreft de inbreuk waarvan de rechtbank kennis heeft genomen, deze publieke vordering ondergeschikt maken aan een beleid van administratieve sancties dat door de uitvoerende macht wordt gevoerd bij het volbrengen van zijn opdrachten, waardoor de vereisten van een eerlijk proces, onder andere in termen van redelijke termijn, die het openbaar ministerie per definitie moet naleven en doen naleven, voor de rechtsonderhorige niet gewaarborgd zijn ? » Die zaak, ingeschreven onder nummer 3043 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaken met rolnummers 2916, 2917, 2918, 2919, 2920, 2921, 2922, 2923, 2924, 2925, 2944, 2946, 2947 en 3028.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.