gepubliceerd op 12 maart 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 30 januari 2004 in zake M. Mazza tegen M. Baiwir en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op « Schenden de artikelen 2262bis en 2276bis van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van d(...)
ARBITRAGEHOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6    januari 1989 op het Arbitragehof    Bij vonnis van 30 januari 2004 in zake M. Mazza tegen M. Baiwir en    anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is    ingekomen op 4 februari 2004, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te    Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Schenden de artikelen 2262bis en 2276bis van het Burgerlijk Wetboek    de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij voorzien in een    vijfjarige verjaring voor de vorderingen inzake    beroepsaansprakelijkheid van de advocaten, terwijl de verjaring voor    de vorderingen inzake beroepsaansprakelijkheid van de afgevaardigden    van een maatschappelijke organisatie die handelen in het kader van    artikel 728, § 3, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, tien jaar    bedraagt ? »    Die zaak is ingeschreven onder nummer 2905 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.