gepubliceerd op 15 december 2003
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij beslissing van 10 oktober 2003 in zake J. Ramoudt, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 16 oktober 2003, hee « Zijn de bewoordingen van artikel 34 van de wet van 1 augustus 1985 [houdende fiscale en andere be(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij beslissing van 10 oktober 2003 in zake J. Ramoudt, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 16 oktober 2003, heeft de Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Zijn de bewoordingen van artikel 34 van de wet van 1 augustus 1985 [houdende fiscale en andere bepalingen], rekening houdend met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, niet in tegenspraak met die van artikel 31 (dat bepaalt dat een slachtoffer een verzoekschrift kan indienen na zich burgerlijke partij te hebben gesteld, een rechtstreekse dagvaarding te hebben uitgebracht of een procedure te hebben ingeleid bij de burgerlijke rechtbank) aangezien in artikel 34 niet meer wordt verwezen naar de burgerlijke rechtspleging, terwijl de twee artikelen klaarblijkelijk in samenhang moeten worden gelezen ? Naar gelang van het antwoord op die vraag, dient één van de twee volgende prejudiciële subvragen te worden beantwoord : 1) Indien de bewoordingen van artikel 34 in tegenspraak zijn met die van artikel 31, schendt artikel 34 van de wet van 1 augustus 1985 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden die geopteerd hebben voor een rechtspleging voor de burgerlijke rechtscolleges uitsluit van het voordeel van de wet, in tegenstelling tot de slachtoffers die op grond van een definitieve strafrechtelijke beslissing een verzoekschrift hebben ingediend ? 2) Indien de bewoordingen van artikel 34 niet in tegenspraak zijn met die van artikel 31, schenden de artikelen 31 en 34 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en zijn zij discriminerend doordat zij het verzoekschrift van een slachtoffer dat steunt op een definitief vonnis uitgesproken door een burgerlijk rechtscollege waarbij de aansprakelijkheid van de daders wordt erkend, onontvankelijk verklaren, in tegenstelling tot het verzoekschrift van een slachtoffer dat gebaseerd is op een vonnis uitgesproken door de strafrechter ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2804 van de rol van het Hof. De griffier, P.-Y. Dutilleux.