gepubliceerd op 24 september 2003
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 11 juli 2003 in zake L. Sriri tegen de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, waarvan de expeditie ter griffie van het Ar « Schendt artikel 56bis van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördine(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 11 juli 2003 in zake L. Sriri tegen de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 13 augustus 2003, heeft de Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 56bis van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 19 december 1939, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk gelezen of in samenhang met artikel 191 van de Grondwet (op het ogenblik van het tweede huwelijk en de effectieve nieuwe gezinsstructuur waren slechts twee van de vier rechthebbende kinderen van Belgische nationaliteit terwijl de andere twee kinderen en de overlevende ouder van Marokkaanse nationaliteit waren), doordat het categorieën van weeskinderen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden, verschillend behandelt : - enerzijds, het weeskind dat recht heeft op kinderbijslag tegen het verhoogde tarief doordat zijn overlevende ouder geen feitelijk gezin heeft noch gehuwd is of gehuwd maar gescheiden van tafel en bed of feitelijk gescheiden op grond van een gerechtelijke beslissing, - anderzijds, het weeskind dat alleen recht heeft op kinderbijslag tegen het gewone tarief doordat zijn overlevende ouder gehuwd is maar zich in de onmogelijkheid bevindt een gezin te vormen met zijn echtgenoot om redenen die onafhankelijk zijn van de wil van het paar (in casu een wachttijd van bijna vijftien maanden om een gezinshereniging te voltrekken), - aangezien beide categorieën van weeskinderen een nieuwe partner aan de zijde van hun overlevende ouder moeten missen ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2772 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.