gepubliceerd op 06 juni 2003
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij beslissing van 18 december 2002 in zake E. Weberman, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 4 april 2003, heef « Schendt artikel 174, 10 o , van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de ve(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij beslissing van 18 december 2002 in zake E. Weberman, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 4 april 2003, heeft de Controlecommissie ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige controle van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 174, 10o, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de nietigheidsgrond die het invoert ten aanzien van een arts die met toepassing van artikel 141, § 2, van die wet voor een beperkte kamer van het RIZIV wordt vervolgd, niet van toepassing is op de vaststellingen die met betrekking tot een arts die met toepassing van artikel 142 van dezelfde wet voor de Controlecommissie van het RIZIV wordt vervolgd, werden gedaan meer dan twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop de verzekeringsinstellingen de documenten met betrekking tot de betwiste feiten hebben ontvangen ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2681 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.