Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 25 december 2002

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 25 oktober 2002 in zake C. Camilli en de vereniging naar Frans recht Association-Loi 1901 « Institut International de Formation de « Schendt artikel 5 van de wet van 21 oktober 1992 betreffende de misleidende reclame inzake de vr(...)

bron
arbitragehof
numac
2002200005
pub.
25/12/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 25 oktober 2002 in zake C. Camilli en de vereniging naar Frans recht Association-Loi 1901 « Institut International de Formation de Psychothérapeutes en Méthode Camilli et de Somatothérapeutes en Massage Sensitif » tegen S. Brasseur de Warisoux en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 31 oktober 2002, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 5 van de wet van 21 oktober 1992 betreffende de misleidende reclame inzake de vrije beroepen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het bepaalt dat artikel 4 van die wet, dat een vordering tot staking invoert, 'niet van toepassing is op daden van namaking die onder de toepassing vallen van de wetten betreffende (...) de waren- of dienstmerken', gelet op het feit dat het Arbitragehof voor recht heeft gezegd dat artikel 96 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, dat de tegenhanger is van artikel 5 van voormelde wet van 21 oktober 1992, 'de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre het bepaalt dat artikel 95 van dezelfde wet niet van toepassing is op "daden van namaking die vallen onder de wetten betreffende ... de waren- of dienstmerken"', hetgeen betekent dat het slachtoffer van een daad van namaking met betrekking tot zijn merk een vordering tot staking kan instellen indien de auteur van de namaking een handelaar is, en geen vordering tot staking kan instellen indien de auteur van de namaking een beoefenaar is van een vrij beroep, terwijl beide teksten dezelfde richtlijn omzetten en hetzelfde doel nastreven (namelijk te vermijden dat misleidende reclame tot concurrentievervalsing leidt en/of deze de economische situatie van de verbruikers aantast) ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2554 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^