gepubliceerd op 26 april 2002
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 5 maart 2002 in zake V. De Backer en P. Van Gelder tegen M. Ibrahimi en de procureur des Konings, waarvan de expeditie ter griffie Die zaak is ingeschreven onder nummer 2383 van de rol van het Hof. De griffier, P.-Y. Dutille(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 5 maart 2002 in zake V. De Backer en P. Van Gelder tegen M. Ibrahimi en de procureur des Konings, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 11 maart 2002, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen de prejudiciële vraag gesteld « of de in artikel 335, § 1, van het Burgerlijk Wetboek vastgelegde regel dat het kind de naam krijgt van de vader bij gelijktijdige vaststelling van de afstamming van vaderszijde en van moederszijde of als alleen van vaderszijde de afstamming vaststaat, het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel vervat in artikel 10 en 11 van de Grondwet niet schendt en meer bepaald of het de gelijkheid tussen man en vrouw niet schendt en discriminerend is ten aanzien van de vrouw doordat het patrilineaire naamsverkrijging verplicht stelt en de vrouw elke mogelijkheid ontnomen wordt haar familienaam toe te kennen aan het kind bij geboorte van een kind binnen een huwelijk of ingeval van een buitenhuwelijks kind met gelijktijdige erkenning door de vader ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 2383 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.