Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 27 maart 2002

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij vonnis van 9 november 2001 in zake A. Debacker tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen « Schendt artikel 2bis van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 13 april 199(...)

bron
arbitragehof
numac
2002021122
pub.
27/03/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij vonnis van 9 november 2001 in zake A.Debacker tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 23 november 2001, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 2bis van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 13 april 1995 [lees : 23 juli 1992] de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat voormeld artikel de eigenaars van gezonde panden en de eigenaars van ongezonde panden op dezelfde wijze behandelt terwijl er geen objectieve redenen zijn om deze beide soorten eigenaars op dezelfde wijze te behandelen ? Schendt artikel 2bis van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 13 april 1995 [lees : 23 juli 1992] de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat voormeld artikel aan de eigenaars van ongezonde panden onder bepaalde voorwaarden vrijstelling verleent van de te betalen onroerende voorheffing terwijl er geen mogelijkheid wordt geboden aan de eigenaars van gezonde panden om vrijstelling van de onroerende voorheffing te bekomen ? Schendt artikel 2bis van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 13 april 1995 [lees : 23 juli 1992] de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat voormeld artikel een onderscheid maakt tussen panden bestemd voor bewoning en panden die bestemd zijn voor andere doeleinden (b.v. winkelruimten, burelen, opslagplaatsen, e.d.m.) ? » b. Bij twee vonnissen van 21 december 2001 in zake J.Van Hoorick tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 14 januari 2002, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 2bis van de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 23 juli 1992 betreffende de onroerende voorheffing, zoals dat artikel is ingevoerd, met uitwerking vanaf 1 januari 1995, bij artikel 3 van de ordonnantie van 13 april 1995, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voor zover het ertoe leidt dat de eigenaars van ongezonde panden die hun goed verwaarlozen, enerzijds, en de eigenaars van goed onderhouden panden die geen huurder hebben kunnen vinden om redenen die onafhankelijk zijn van hun wil, anderzijds, identiek worden behandeld in die zin dat beiden van het voordeel van kwijtschelding of proportionele vermindering van de onroerende voorheffing zijn uitgesloten ? Schendt artikel 2bis van de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 23 juli 1992 betreffende de onroerende voorheffing, zoals dat artikel is ingevoerd, met uitwerking vanaf 1 januari 1995, bij artikel 3 van de ordonnantie van 13 april 1995, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het de eigenaars van onroerende goederen verschillend behandelt naargelang het gaat om ongezonde onroerende goederen die weer in goede staat worden gebracht onder de voorwaarden waarin de ordonnantie voorziet, of om goed onderhouden panden die tijdelijk onbewoond en onproductief zijn om redenen die onafhankelijk zijn van de wil van de eigenaar ? Roept artikel 2bis van de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 23 juli 1992 betreffende de onroerende voorheffing, zoals dat artikel is ingevoerd, met uitwerking vanaf 1 januari 1995, bij artikel 3 van de ordonnantie van 13 april 1995, een discriminatie in het leven die verboden is bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de voorwaarden die erin zijn opgesomd tot gevolg hebben dat de panden die niet voor bewoning bestemd zijn in de zin van de ordonnantie [lees : het besluit] van 29 maart 1990 betreffende de toekenning van toelagen voor de renovatie van woningen aan natuurlijke personen ambtshalve zijn uitgesloten van het voordeel van kwijtschelding of proportionele vermindering van de onroerende voorheffing, zonder rekening te houden met de staat van onderhoud ervan, noch met de oorzaken van de leegstand en van het gebrek aan productiviteit ? » Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 2293, 2313 en 2314 van de rol van het Hof en werden samengevoegd.

De griffier, L. Potoms.

^