gepubliceerd op 22 februari 2002
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 10 januari 2002 in zake I. Houbrechts tegen de Katholieke Universiteit Leuven, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitrageho « Schendt artikel 104 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse (...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 10 januari 2002 in zake I. Houbrechts tegen de Katholieke Universiteit Leuven, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 21 januari 2002, heeft de Arbeidsrechtbank te Leuven de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 104 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, in die zin geïnterpreteerd dat het de vrije privaatrechtelijke universiteiten verplicht aan hun assisterend academisch personeel hetzelfde vakantiegeld toe te kennen als datgene waarop de personeelsleden van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap gerechtigd zijn, terwijl, nu de leden van het assisterend academisch personeel van een vrije privaatrechtelijke universiteit met deze instellingen door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn en onderworpen aan de volledige sociale zekerheidsregeling van de werknemers (ingevolge artikel 1 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders) het vakantiegeld van de werknemers, in de mate dat die niet met een andere wettelijke jaarlijkse vakantieregeling begunstigd zijn, bepaald wordt ingevolge de gecoördineerde wetten (koninklijk besluit van 28 juni 1971) betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, welke formeel deel uitmaken van de sociale zekerheidsregeling der werknemers die behoort tot de bevoegdheden voorbehouden aan de Federale Overheid ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2320 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.