Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 22 februari 2002

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 30 oktober 2001 in zake H. Claes en E. Verlinden tegen de n.v. KBC Bank, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is i « Schenden de artikelen 50, alinea 2, en 1034 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 va(...)

bron
arbitragehof
numac
2002021036
pub.
22/02/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 30 oktober 2001 in zake H. Claes en E. Verlinden tegen de n.v. KBC Bank, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 21 november 2001, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 50, alinea 2, en 1034 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de termijn van één maand voor het instellen van verzet, bepaald in artikel 1034 van het Gerechtelijk Wetboek, ingeval hij begint te lopen en verstrijkt binnen de gerechtelijke vakantie, niet verlengd wordt overeenkomstig artikel 50, alinea 2, van het Gerechtelijk Wetboek terwijl deze verlenging wel geldt voor de rechtsmiddelen bedoeld in o.m. de artikelen 1048 en 1051 van het Gerechtelijk Wetboek ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2291 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^