gepubliceerd op 07 februari 2002
Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit Inkomstenbelastingen Bericht aan de werkgevers Artikel 6 van de Wet van 10 augustus 2001 houdende hervorming van de personenbelasting heeft de(...) Indien de werknemer opteert voor de forfaitaire aftrek van beroepskosten overeenkomstig artikel 51 (...)
MINISTERIE VAN FINANCIEN
Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit Inkomstenbelastingen Bericht aan de werkgevers Artikel 6 van de Wet van 10 augustus 2001 houdende hervorming van de personenbelasting (Belgisch Staatsblad van 20 september 2001) heeft de vrijstellingsregeling van de werkgeversbijdrage in de reiskosten van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling grondig gewijzigd.
Indien de werknemer opteert voor de forfaitaire aftrek van beroepskosten overeenkomstig artikel 51 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden de vergoedingen door de werkgever toegekend als terugbetaling of betaling van reiskosten van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling voortaan vrijgesteld, voor zover de werknemer die verplaatsing maakt : a) met het openbaar gemeenschappelijk vervoer : voor het volledige bedrag van de vergoeding;b) met het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden dat door de werkgever of door een groep van werkgevers wordt georganiseerd : voor een bedrag dat maximaal gelijk is aan de prijs van een treinabonnement eerste klasse voor die afstand;c) met een ander dan in a of b vermeld vervoermiddel : voor een maximum bedrag van 150 EUR (6 051 BEF) per jaar. De wijzigingen hebben gevolgen voor de opmaak van de individuele fiches 281.10 en de toepassing van de bedrijfsvoorheffing.
A. FICHES 281.10 (vergoedingen betaald of toegekend vanaf 1 januari 2001) De werkgevers worden verzocht de jaarlijkse vergoeding die ze in 2001 hebben toegekend als betaling of terugbetaling van de reiskosten van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling als volgt uit te splitsen op de individuele fiches 281.10. (model inkomsten 2001 zie bijlage) : 1° De werknemer gebruikt het openbaar gemeenschappelijk vervoer (trein, tram, bus, metro) In vak 14, a en 14, d (tegenover de kenletter « V »), het totale jaarbedrag vermelden van de vergoeding die de werkgever heeft toegekend als betaling of terugbetaling van de kosten voor de verplaatsingen van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling met één of meerdere openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen. Het in vak 14, a, te vermelden bedrag heeft zowel betrekking op de verplichte als op de vrijwillige bijdrage van de werkgever in de prijs van een al dan niet regelmatig abonnement, evenals op de vergoedingen in de prijs van losse tickets, meerrittenkaarten, enz.
In vak 14, a, mogen alleen de vergoedingen worden ingevuld, waarvan de werkgever kan vaststellen dat ze betrekking hebben op de betaling of terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen met het openbaar gemeenschappelijk vervoer. Dit is inzonderheid het geval voor reiskosten die de werkgever rechtstreeks aan een maatschappij voor openbaar gemeenschappelijk vervoer betaalt (in het kader van het zogenaamde derdebetalerssysteem) of voor zover de werknemer t.o.v. zijn werkgever kan aantonen (bv. aan de hand van de in het vorige lid vermelde vervoerbewijzen) dat de vergoedingen op dergelijke reiskosten betrekking hebben. 2° De werkgever organiseert gemeenschappelijk vervoer Onder « georganiseerd gemeenschappelijk vervoer » moet worden verstaan : het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden met een autobus, autocar of minibus dat door de werkgever of door een groep van werkgevers wordt georganiseerd met eigen middelen of door tussenkomst van een maatschappij voor personenvervoer.a) In ontkennend geval : - in vak 14, b, de vermelding « JA » schrappen.b) In bevestigend geval : - in vak 14, b, de vermelding « NEEN » schrappen. - De werknemer gebruikt bovendien het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer : in vak 14, b en 14, d (tegenover de kenletter « V ») ook het totale jaarbedrag vermelden van de vergoeding die de werkgever heeft toegekend als betaling of terugbetaling van de kosten die de werknemer heeft gedaan voor de verplaatsingen van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling met het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer.
In vak 14, b, mogen alleen de vergoedingen worden ingevuld waarvan de werkgever kan vaststellen dat ze betrekking hebben op de betaling of terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen met het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer. Dit is inzonderheid het geval voor de vergoedingen die de werknemer aan zijn werkgever terugbetaalt als bijdrage in het vervoer dat de werkgever zelf organiseert of medeorganiseert of voor zover de werknemer of de maatschappij voor personenvervoer t.o.v. de werkgever aantoont (bv. aan de hand van een attest of betalingsbewijzen door die maatschappij uitgereikt) dat de werknemer bijdragen heeft betaald in dergelijk georganiseerd gemeenschappelijk vervoer.
In vak 14, b, moet alleen de eventuele vergoeding zelf (ten belope van de bijdrage van de werknemer) worden vermeld. Het voordeel dat volgt uit het gemeenschappelijk vervoer dat de werkgever (alleen of tezamen met andere werkgevers) kosteloos of beneden kostprijs met eigen middelen of door tussenkomst van een maatschappij voor personenvervoer organiseert is een sociaal voordeel dat van belasting is vrijgesteld.
De waarde van dat vrijgestelde sociale voordeel, moet bijgevolg niet in vak 14, b en evenmin in vak 14, d (tegenover de kenletter « V ») worden opgenomen. 3° De werknemer gebruikt een ander vervoermiddel In vak 14, c en 14, d (tegenover de kenletter « V »), het totale jaarbedrag vermelden van de vergoeding die de werkgever heeft toegekend als betaling of terugbetaling van de kosten voor de verplaatsingen van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling met een ander dan onder punt A, 1° of 2° vermeld vervoermiddel (auto, moto, bromfiets, enz.).
De vergoedingen als betaling of terugbetaling van kosten voor verplaatsingen met de fiets mogen hier ook worden vermeld, op voorwaarde dat het geen specifieke kilometervergoeding voor verplaatsingen met de fiets betreft die op grond van artikel 38, eerste lid, 14°, van voormeld wetboek wordt vrijgesteld (zie punt A, 4° hierna). In vak 14, c en 14, d (tegenover de kenletter « V ») moet ook het bedrag van de vergoedingen worden vermeld waarvan de werkgever niet kan vaststellen dat ze betrekking hebben op de betaling of terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen met het openbaar gemeenschappelijk vervoer of met het door de werkgever georganiseerd gemeenschappelijk vervoer. 4° De werknemer gebruikt de fiets en ontvangt een specifieke kilometervergoeding als vermeld in artikel 38, eerste lid, 14°, van voormeld wetboek In vak 19, het totaal aantal afgelegde kilometers (heen en terug) vermelden evenals het totale jaarbedrag van de fietsvergoeding, met inbegrip van het vrijgestelde gedeelte (zie ook nr.45 van het bericht aan de werkgevers en andere schuldenaars van de aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21 april 2001).
In vak 9, d het totale jaarbedrag vermelden van de door de werkgever toegekende vergoeding in de mate dat zij het maximum vrijgesteld bedrag van 0,15 EUR (6 BEF) per kilometer overschrijdt (zie ook nr. 29 van voormeld bericht).
B. BEDRIJFSVOORHEFFING (vergoedingen betaald of toegekend vanaf 1 januari 2002) Bij de berekening van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing mag reeds met voormelde vrijstelling rekening worden gehouden, mits de betrokken werknemer onder meer schriftelijk aan zijn werkgever bevestigt dat hij bij zijn aangifte in de personenbelasting, alleen aanspraak zal maken op de wettelijke forfaitaire beroepskosten.
In dat geval mag het vrijgesteld gedeelte van de vergoedingen voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing overeenkomstig volgende regels worden vastgesteld : a) De werknemer gebruikt het openbaar gemeenschappelijk vervoer (trein, tram, bus, metro) Voor zover de werkgever kan vaststellen (zie terzake punt A, 1°, derde lid) dat de vergoedingen betrekking hebben op de betaling of terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen met één of meerdere openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen, mag het bedrag van de vergoeding voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing worden vrijgesteld.b) De werknemer gebruikt het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer Voor zover de werkgever kan vaststellen (zie terzake punt A, 2°, b, tweede gedachtestreep, tweede lid) dat de vergoedingen betrekking hebben op de betaling of terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen met het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer, mag het bedrag van de vergoeding voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing worden vrijgesteld;met dien verstande dat het bedrag van de vrijstelling van de vergoeding beperkt is tot de prijs van een treinabonnement eerste klasse voor die afstand. c) De werknemer gebruikt een ander vervoermiddel Bij de berekening van de bedrijfsvoorheffing mag maximum 150 EUR (6 051 BEF) worden vrijgesteld van het totaalbedrag : - van de vergoedingen die de werkgever heeft toegekend als betaling of terugbetaling van de kosten voor woon-werkverplaatsingen met andere vervoermiddelen dan het openbaar gemeenschappelijk vervoer of het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer en - van de vergoedingen waarvan de werkgever niet kan vaststellen dat ze betrekking hebben op de betaling of terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen met het openbaar gemeenschappelijk vervoer of het door de werkgever georganiseerd gemeenschappelijk vervoer. (Zie terzake punt A, 3°). d) De werknemer gebruikt de fiets en ontvangt een specifieke kilometervergoeding als vermeld in artikel 38, eerste lid, 14° van voornoemd Wetboek De verschuldigde bedrijfsvoorheffing moet worden vastgesteld rekening houdend met het vrijgesteld bedrag van 0,15 EUR (6 BEF) per afgelegde kilometer. (de pers wordt verzocht dit bericht over te nemen).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld