gepubliceerd op 21 mei 1998
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 1 april 1998 in zake N. Martiny tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 14 « Is artikel 394, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen in overeenstemming met de a(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 1 april 1998 in zake N. Martiny tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 14 april 1998, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Nijvel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Is artikel 394, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen in overeenstemming met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een onderscheid invoert tussen de echtgenoten van personen die gelijk welke andere schuld dan inkomstenbelastingen verschuldigd zijn, enerzijds, en de echtgenoten van personen die inkomstenbelastingen verschuldigd zijn, anderzijds, in zoverre eerstgenoemden nooit, behalve in geval van bedrog, de invordering kunnen ondergaan, op hun eigen goederen, van schulden van hun echtgenoot, terwijl laatstgenoemden niet kunnen ontsnappen aan een dergelijke invordering op hun eigen goederen, dan indien zij, enerzijds, het bewijs leveren van het eigen karakter van die goederen en zij, anderzijds, bovendien aantonen, ofwel dat zij die goederen bezaten vóór het huwelijk, ofwel dat die goederen voortkomen van een erfenis of van een schenking door een andere persoon dan hun echtgenoot, ofwel dat zij ze hebben verworven met inkomsten die voortkomen uit de tegeldemaking van soortgelijke goederen, ofwel dat zij ze hebben verkregen met inkomsten die eigen zijn op grond van hun huwelijksvermogensstelsel ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1325 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.