gepubliceerd op 28 januari 1998
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 3 oktober 1997 in zake het openbaar ministerie en C. Spedale-Scarlata tegen P. Legros en Ping-Ying Chu, waarvan de expeditie ter gr « Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 6 van het Europees(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 3 oktober 1997 in zake het openbaar ministerie en C. Spedale-Scarlata tegen P. Legros en Ping-Ying Chu, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 26 november 1997, heeft de Correctionele Rechtbank te Charleroi de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, geschonden door de wettelijke regels die toepasselijk zijn op het deskundigenonderzoek in strafzaken, inzonderheid de artikelen 43, 44 en 148 van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 962 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat zij de door de onderzoeksrechter of het ambt van de Procureur des Konings in het kader van het gerechtelijk onderzoek aangestelde deskundige niet zouden verplichten de regels betreffende het contradictoir karakter die zijn vervat in de voormelde artikelen van het Gerechtelijk Wetboek na te leven ? » Bij vonnis van 10 december 1997 in zake het openbaar ministerie en J. Coppin en anderen tegen G. Ledent en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 17 december 1997, heeft de Correctionele Rechtbank te Nijvel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, geschonden door de wettelijke regels die toepasselijk zijn op het deskundigenonderzoek in strafzaken, inzonderheid de artikelen 43, 44 en 148 van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 962 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, indien zij in die zin worden geïnterpreteerd dat zij de met name door een onderzoeksgerecht in strafzaken aangestelde deskundige niet zouden verplichten de regels betreffende het contradictoir karakter na te leven, terwijl de in burgerlijke zaken aangestelde deskundigen, door toepassing van de artikelen 972, 973, inzonderheid vierde lid, en 978 van het Gerechtelijk Wetboek, ertoe gehouden zijn de regels betreffende het contradictoir karakter na te leven, en, in voorkomend geval, de artikelen 2, 972, 973, inzonderheid vierde lid, en 978 van het Gerechtelijk Wetboek, indien zij in die zin worden geïnterpreteerd dat het in het stadium van het vooronderzoek of het voorafgaand onderzoek bevolen deskundigenonderzoek van hun toepassingssfeer wordt uitgesloten ? 2. Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, geschonden door de artikelen 43, 44 (en 148) van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 62 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, indien zij in het licht van artikel 2 van het Gerechtelijk Wetboek in die zin worden geïnterpreteerd dat zij de door een onderzoeksrechter in de fase van het onderzoek aangestelde deskundige er niet van ontslaan de regels betreffende het contradictoir karakter na te leven die zijn vervat in de voormelde artikelen van het Gerechtelijk Wetboek in zoverre men daarvan de regels uitsluit die verwijzen naar het akkoord van de partijen of sommige gevolgen aan hun initiatief onderwerpen, en de toepassing ervan aldus bestaanbaar is met de beginselen van het strafrecht ? » Bij vonnis van 19 december 1997 in zake het openbaar ministerie tegen R.Thomas, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 15 januari 1998, heeft de Correctionele Rechtbank te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, geschonden door de regels die toepasselijk zijn op het deskundigenonderzoek in strafzaken, inzonderheid de artikelen 43 en 44 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 10 van de wet van 1 juni 1849 "op de herziening van den tarief in lyfstraffelyke zaken ", in die zin geïnterpreteerd dat zij de door het parket in de loop van het strafrechtelijk vooronderzoek of het gerechtelijk onderzoek aangestelde deskundige niet zouden verplichten de regels na te leven betreffende het contradictoir karakter, die in burgerlijke zaken bij de artikelen 962 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek zijn vastgesteld of op zijn minst een minimum aan regels betreffende het contradictoir karakter ? » Die zaken zijn ingeschreven respectievelijk onder de nummers 1203, 1252 en 1276 van de rol van het Hof en zijn gevoegd bij de zaak met rolnummer 1136.
De griffier, L. Potoms.