Etaamb.openjustice.be
Bericht van 07 april 2004
gepubliceerd op 02 juni 2005

Besluit van de Regering houdende vastlegging van de criteria voor het uitbrengen van een advies m.b.t. de aanvragen inzake ontwikkelingssamenwerking

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2005033046
pub.
02/06/2005
prom.
07/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/07/2005033046/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 APRIL 2004. - Besluit van de Regering houdende vastlegging van de criteria voor het uitbrengen van een advies m.b.t. de aanvragen inzake ontwikkelingssamenwerking


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 30 december 1993, 16 december 1996, 18 december 1998, 4 mei 1999, 6 mei 1999, 25 mei 1999, 22 december 2000, 7 januari 2002, 24 december 2002, 5 mei 2003 en 3 juli 2003;

Gelet op het besluit van de Regering van 19 december 2001 houdende oprichting van een Raad voor de ontwikkelingssamenwerking in de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 2, § 2, 3°;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 maart 2004; Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 31 maart 2004;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid door het feit gerechtvaardigd is dat eerste projecten met het oog op de subsidiëring reeds zijn ingediend en dat de aanvragers zo snel mogelijk de rechtszekerheid moeten krijgen dat de projecten zullen worden verwezenlijkt;

Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Sociale Aangelegenheden en Gezin; Na beraadslaging, Besluit : Ondersteunde sectoren

Artikel 1.Binnen de perken van de begrotingskredieten van de Duitstalige Gemeenschap die voor de ontwikkelingssamenwerking beschikbaar zijn, worden de volgende sectoren financieel ondersteund, waarbij de eerste de belangrijkste is : 1° public relations-werk : campagnes ten behoeve van de voorlichting en bewustmaking van de openbare opinie;2° ondersteuning van projecten: initiatieven op lange termijn tussen organisaties of groepen van hier en verenigingen uit minder ontwikkelde landen of landen met geringe inkomsten;3° hulp bij crisis of ramp. Subsidiëringsaanvraag

Art. 2.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering een toelage verlenen aan de volgende aanvragers : 1° verenigingen in de Duitstalige Gemeenschap die de ontwikkelingssamenwerking als hoofdopdracht hebben;2° niet-gouvernementele organisaties die in het kader van de ontwikkelingssamenwerking erkend zijn;3° verenigingen zonder winstoogmerk, gemeenten, vakbonden, initiatieven, coöperatieven en scholen in de Duitstalige Gemeenschap;4° groeperingen van organisaties en groepen die een gemeenschappelijke campagne ten behoeven van de bewustmaking starten, resp.een gezamenlijk project wensen uit te werken, uit te voeren of te ondersteunen; een organisatie uit de betrokken groepering neemt de verantwoordelijkheid op zich en dient de aanvraag in. § 2. De subsidiëringsaanvraag voor de in artikel 1, 1 ° en 2°, vermelde ondersteunde sectoren moet schriftelijk bij de bevoegde afdeling van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap worden ingediend. De aanvraag moet een precieze beschrijving van het project omvatten die de deelnemende organisaties, de doeleinden, de toezichtindicatoren, de uitvoerbaarheid en de levensvatbaarheid van het project presenteert en de wijze duidelijk maakt waarop het in een voortdurend proces plaatsvindt.

Onmiddellijk na de ontvangst van de subsidiëringsaanvraag zendt de afdeling van het Ministerie een afschrift van deze aanvraag over aan de voorzitter alsmede de deskundigen van de Raad voor de ontwikkelingssamenwerking in de Duitstalige Gemeenschap.

In de loop van een kalenderjaar gelden twee refertedatums voor de indiening van de aanvragen: 1 maart en 1 oktober. Binnen de maand na de respectievelijke refertedatums brengt de Raad voor de ontwikkelingssamenwerking in de Duitstalige Gemeenschap een advies uit over de tot daar toe ingediende aanvragen en zendt de voorzitter van deze raad dit advies over aan de in § 2, lid 1, vermelde afdeling.

Binnen de veertien dagen na de ontvangst van het advies zendt de afdeling van het Ministerie het dossier over aan de bevoegde Minister.

Deze beslist binnen de veertien dagen na de ontvangst van het dossier.

Is de aanvraag niet volledig, dan wordt de bertrokken organisatie, door de voorzitter van de Raad voor de ontwikkelingssamenwerking in de Duitstalige Gemeenschap, schriftelijk geïnformeerd over de ontbrekende documenten. In dit geval wordt de aanvraag, met het oog op het uitbrengen van een nieuw advies, tot de volgende richtdatum uitgesteld.

Subsidiëringsaanvragen voor de ondersteunde sector vermeld in artikel l, 3°, worden bij de bovenvermelde afdeling ingediend en vandaan binnen de veertien dagen aan de Regering ter beslissing overgezonden.

Subsidiëringscriteria

Art. 3.§ 1. De ontwikkelingssamenwerking in de Duitstalige Gemeenschap baseert op de volgende principes waarmee de ondersteunde projecten en campagnes zich moeten identificeren, wat de doeleinden en de uitvoering betreft : 1° efficiënt projectwerk kan niet gescheiden worden van het public relations-werk;2° ontwikkelingssamenwerking is een duurzaam proces;3° ontwikkelingssamenwerking bestrijdt armoede;4° het projectwerk gebeurt in partnerschap en op gestructureerde wijze, nl.door - actieve medewerking van de partnerorganisatie en van de doelgroep; - vastlegging van de opdrachten van de verschillende partners; - gedetailleerde situatie- en probleemanalyse; - een duidelijke rapportage en een openbaarmaking van alle stappen en fases van het project of van de campagne. § 2. Binnen de ondersteunde sectoren vermeld in artikel 1, 1° en 2° moeten volgende doeleinden zo veel mogelijk in acht worden genomen : 1° landelijke en stedelijke socio-economische ontwikkeling;2° ontwikkeling van de menselijke ressources bij de benadeelde bevolkingsgroepen;3° op- en uitbouw van lokale structuren;4° versterking van de burgerlijke maatschappij en de participatieve ontwikkeling;5° verdediging van de mensenrechten en bevordering van de democratie;6° kinderbescherming;7° verbetering van de vrouwelijke conditie, bevordering van een evenwichtige sociale ontwikkeling van man en vrouw;8° bescherming van bedreigde culturen, inzonderheid van inheemse culturen en culturele minderheden; 9° maatregelen die de verwerving bevorderen, o.a. door microfinanciering; 10° opleiding en voortgezette opleiding;11° preventiemaatregelen en versterking van het gezondheidssysteem; 12° engagement voor de duurzame ontwikkeling, o.a. door de milieubescherming; 13° maatregelen die de verwerving bevorderen, o.a. door microfinanciering; 14° steun aan de landbouw;15° processen die naar eerlijke handel streven;16° initiatieven met het oog op de voorkoming, beslechting en oplossing van conflicten. § 3. Wat de ondersteunde sectoren vermeld in artikel 1 betreft, wordt de voorrang Gegeven aan de volgende partnerlanden voor de ondersteuning van projecten : 1° de minderontwikkelde landen en de landen met geringe inkomsten;2° de landen in rehabilitatiefase. § 4. De in artikel 2, § 1, vermelde aanvragers zullen volgende partners hebben : 1° een lokale niet-gouvernementele organisatie, een basisorganisatie of een organisatie van de burgerlijke maatschappij, een initiatief of een coöperatieve die werkzaam is op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking, over een representatieve structuur beschikt en waarvan de eerlijkheid en oprechtheid zijn bewezen; 2° een openbaar bestuur of een andere gedecentraliseerde acteur die slechts in behoorlijk gerechtvaardigde gevallen als lokale partner zou worden beschouwd, b.v. bij gebrek aan burgerlijke organisaties of aan lokale nietgouvernementele organisaties, hetzij dit bestuur resp. die acteur deelneemt aan een officieel partnerschap tussen gemeenten. § 5. De projectfinanciering moet effecten op middellange en op lange termijn hebben om een continuïteit van het partnerschap mogelijk te maken. In principe bedraagt de duur van een project ten minste twee jaar. Afwijkingen van deze minimale duur mogen slechts in buitengewone, behoorlijk gerechtvaardigde gevallen worden toegekend.

Inwerkingtreding

Art. 4.Voorliggend besluit treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen.

Uitvoering

Art. 5.De Minister bevoegd inzake Sociale Aangelegenheden en Gezin is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 7 april 2004.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. MESSEN

^