Etaamb.openjustice.be
Bekrachtiging van 29 juni 2006
gepubliceerd op 07 juli 2006

Bekrachtiging door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van de Ordonnantie betreffende de inrichting en de werking van de islamitische eredienst

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2006031350
pub.
07/07/2006
prom.
29/06/2006
ELI
eli/ordonnantie/2006/06/29/2006031350/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 JUNI 2006. - Bekrachtiging door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van de Ordonnantie betreffende de inrichting en de werking van de islamitische eredienst (1)


De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Inrichting en werking van de islamitische eredienst Afdeling 1. - Erkenning en opdracht

van de islamitische gemeenschappen

Art. 2.De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, verder Regering genoemd, erkent de islamitische gemeenschappen op voorstel van het door de federale overheid erkende representatief orgaan van de islamitische eredienst, verder het erkend representatief orgaan genoemd.

De Regering is gemachtigd om de inhoud van het dossier te bepalen dat de aanvragen tot erkenning, ingediend door het erkend representatief orgaan, dient te vergezellen.

Art. 3.De islamitische gemeenschap is een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid die bestuurd wordt door een comité. Er is een islamitische gemeenschap per plaats van eredienst. Het comité stelt de zetel van de islamitische gemeenschap vast op het grondgebied van de gemeente waar de plaats van eredienst ligt.

Art. 4.De islamitische gemeenschap is belast met de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken.

De islamitische gemeenschap is belast met het onderhoud en de bewaring van de moskee en met het beheer van de goederen en de gelden die haar eigendom zijn of die bestemd zijn voor de uitoefening van de eredienst.

Art. 5.De Regering erkent de islamitische gemeenschappen.

Zij motiveert haar beslissing inzonderheid in het licht van volgende elementen : - het register bedoeld in artikel 8 bestaat uit minimum 200 ingeschrevenen; - het advies van het college van burgemeester en schepenen van de gemeenschap op wiens grondgebied het voor de eredienst ter gebruik bestemde of te bestemmen gebouw staat; indien dit advies niet verleend wordt binnen een termijn van 4 maanden vanaf de aanhangigmaking door de Regering, wordt het geacht gunstig te zijn; - het voor de eredienst bestemde of te bestemmen gebouw beantwoordt aan de veiligheidsnormen en aan de van kracht zijnde stedenbouwkundige wetgeving. Afdeling 2. - Beheerscomités van de islamitische gemeenschappen

Art. 6.§ 1. Het islamitisch comité is het beheersorgaan van de islamitische gemeenschap. Het bestaat uit vijf leden verkozen door de kiesgerechtigde leden zoals bedoeld in artikel 7, § 1.

Het comité wordt om de drie jaar gedeeltelijk vernieuwd in de loop van de maand april. Bij de eerste vernieuwing na drie jaar treden er drie leden uit die door het lot worden aangewezen volgens de modaliteiten die door de Regering worden vastgelegd. De twee overige leden treden uit na verloop van zes jaar.

De uittredende leden worden binnen twee maanden na de datum waarop zij moeten uittreden, vervangen door leden die door de kiesgerechtigde leden van de islamitische gemeenschap worden verkozen. De uittredende leden zijn opnieuw verkiesbaar. § 2. Als in de looptijd van zijn mandaat een lid vervangen moet worden, wordt hij vervangen door zijn plaatsvervanger voorzien in artikel 9. Indien het lid dat vervangen dient te worden zelf plaatsvervanger is, stellen de andere leden van het comité binnen de twee maanden bij meerderheid een vervanger aan.

Als de vervanging niet binnen de daartoe vastgestelde termijn gebeurd is, worden de vervangende leden ambtshalve aangesteld door het erkend representatief orgaan, op voorstel van de voorzitter van het comité. § 3. In alle gevallen van vervanging zoals bedoeld in dit artikel zet de vervanger het oorspronkelijke mandaat voort.

Art. 7.§ 1. Om de leden van het comité te kiezen, moet men : - minstens één jaar ingeschreven zijn in het register zoals bedoeld in artikel 8; - de volle leeftijd van achttien jaar bereikt hebben.

Deze voorwaarden dienen vervuld te zijn op de dag van de verkiezingen. § 2. Al degenen die stemrecht hebben, kunnen lid worden van het comité. § 3. Kunnen geen lid zijn van een islamitisch comité : 1° echtgenoten, samenwonenden en bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad;2° alle personen die een bezoldiging of een toelage van de islamitische gemeenschap ontvangen;3° de provinciegouverneurs, de leden van de bestendige deputaties en van de provincieraden, de griffiers, de ontvangers van de provinciën en de arrondissementscommissarissen;4° de gouverneur en de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering,van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en de Staatssecretarissen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;5° de leden van het federale parlement en de parlementen van gemeenschappen en gewesten;6° de burgemeesters, de schepenen, de gemeenteraadsleden, de gemeentesecretarissen en de -ontvangers;7° de voorzitters, de raadsleden, de secretarissen en de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Art. 8.Een register met de leden van de Islamitische Gemeenschap wordt bijgehouden bij de moskee.

Art. 9.De verkiezing van de leden van het comité wordt gehouden in de loop van de maand april. Elke effectieve kandidaat komt op met een plaatsvervangende kandidaat. De kiezers moeten stemmen voor zoveel effectieve kandidaten als er te betrekken posten zijn. Zijn nietig, de stembiljetten waarvan het aantal stemmen verschilt van het aantal te betrekken posten.

Zijn verkozen, de effectieve kandidaten die de meeste stemmen behaald hebben in verhouding tot het aantal te betrekken posten. Ingeval er tussen twee of meer effectieve kandidaten voor de laatste te betrekken post staking van stemmen is, wordt er binnen vijftien dagen een nieuwe stemming gehouden tussen de kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald. Staken de stemmen bij de nieuwe stemming opnieuw, dan wordt het lid aangeduid door lottrekking volgens de modaliteiten die door de Regering zijn vastgelegd.

Art. 10.De lijst van de kiesgerechtigde leden die zich kandidaat hebben gesteld voor een mandaat, moet twee maanden voor de verkiezing behoorlijk worden bekendgemaakt middels een aanplakbiljet bij de ingang van de moskee.

De lijst van de kiesgerechtende personen wordt eveneens bekendgemaakt.

Tegen de samenstelling van deze lijsten kan bij het comité door iedere persoon die voldoet aan de voorwaarden van artikel 7, § 1, een bezwaar ingediend worden binnen vijftien dagen na de dag van de bekendmaking.

Het comité doet uitspraak over het bezwaar binnen vijftien dagen na het indienen ervan. De beslissing van het comité wordt binnen drie dagen na de beslissing met een aangetekende brief ter kennis gebracht van de indiener van het bezwaar.

Tegen de beslissing van het comité kan door de indiener van het bezwaar binnen acht dagen na de kennisgeving van de beslissing, een per post aangetekend beroep worden ingesteld bij het erkend representatief orgaan. Het erkend representatief orgaan deelt voorafgaand aan de verkiezing middels een per post aangetekende brief de beslissing aan de indiener van het bezwaar en aan het comité mee.

Art. 11.§ 1. De lijst met de resultaten van de verkiezingen moet behoorlijk worden bekendgemaakt binnen acht dagen na het houden van de verkiezingen of van de aanduiding zoals bedoeld in artikel 6, § 2 middels een aanplakbiljet bij de ingang van de moskee.

Na afloop van elke verkiezing en tijdens elke gedeeltelijke vernieuwing van het comité, kiest het verkozen comité, bij absolute meerderheid van stemmen, een voorzitter, een secretaris en een penningmeester onder de verkozen leden en dit bij geheime en afzonderlijke stemming.

De mandaten van voorzitter, secretaris en penningmeester mogen niet gecumuleerd worden. § 2. Tegen het resultaat van de verkiezingen kan bij het comité een bezwaar ingediend worden binnen vijftien dagen na de datum van de bekendmaking. Het comité doet uitspraak over het bezwaar binnen vijftien dagen na het indienen ervan. De beslissing van het comité wordt binnen drie dagen na de beslissing met een aangetekende brief ter kennis gebracht van de indiener van het bezwaar.

Art. 12.De secretaris en de penningmeester zijn voor de uitoefening van hun ambt aansprakelijk tegenover het comité dat hun te allen tijde omtrent die ambtsuitoefening uitleg kan vragen.

Art. 13.De secretaris is in het bijzonder belast met het opmaken van de notulen van de vergaderingen van het comité en met het bewaren van het archief.

Art. 14.Onder toezicht van het comité heeft de penningmeester in het bijzonder de volgende taken : 1° het innen van de gelden die toekomen aan de islamitische gemeenschap en het betalen van de uitgaven;2° het bijhouden van de boekhouding;3° het opmaken van een ontwerp van de jaarlijkse begroting en van een financieel meerjarenplan;4° het opmaken van de ontwerpen van jaarrekeningen en van eindrekening.

Art. 15.Het comité wordt vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris van het comité in alle gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen.

Art. 16.De voorzitter en de secretaris, die samen optreden, zijn belast met de uitvoering van de beslissingen van het comité.

Art. 17.De bekendmakingen, de akten en de briefwisseling van de islamitische gemeenschap worden ondertekend door de voorzitter en mede ondertekend door de secretaris.

Art. 18.Mits naleving van artikel 11, § 1, derde lid, wordt de voorzitter die verhinderd is, vervangen door het oudste lid in leeftijd van het comité en wordt de secretaris die verhinderd is, vervangen door het jongste lid in leeftijd van het comité.

Art. 19.Het comité vergadert zo dikwijls als de zaken die tot zijn bevoegdheid behoren het vereisen en tenminste eenmaal per kwartaal.

Het kan de eerste imam uitnodigen, die binnen de moskee zijn ambt uitoefent, of zijn vervanger, die met adviserende stem zetelt.

Art. 20.Het comité wordt bijeengeroepen door de voorzitter met vermelding van plaats, dag, tijdstip en agenda.

De voorzitter roept het comité op per brief of per elektronische drager ten minste acht kalenderdagen vóór de dag van de vergadering.

Art. 21.Elk lid kan punten aan de agenda toevoegen tot ten minste twee kalenderdagen vóór de dag van de vergadering.

Art. 22.Het comité kan niet geldig beraadslagen als de meerderheid van de leden niet aanwezig is.

Het comité kan echter, als het een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen en beslissen over de onderwerpen die voor de tweede maal op de agenda voorkomen.

Art. 23.De beslissingen worden genomen door de meerderheid van de aanwezige leden van het comité. Bij staking van de stemming is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Art. 24.Het is elk lid van het comité verboden : 1° deel te nemen aan de bespreking van en de stemming over aangelegenheden waarin hij persoonlijk of als vertegenwoordiger betrokken is, of waarbij zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben;2° als advocaat of notaris tegen betaling te werken voor de islamitische gemeenschap;3° in geschillen te werken als advocaat of notaris van de tegenpartij van de islamitische gemeenschap;4° rechtstreeks of onrechtstreeks deel te nemen aan een overeenkomst, opdracht voor aanneming van werken, leveringen en diensten, verkoop of aankoop voor de islamitische gemeenschap.Dit verbod is tevens van toepassing op de handelsvennootschappen waarin het lid van het comité vennoot, zaakvoerder, beheerder of lasthebber is.

Art. 25.Elk comité legt een huishoudelijk reglement vast dat binnen de twee maanden ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het erkend representatief orgaan, dat vervolgens ter informatie een exemplaar van het goedgekeurd huishoudelijk reglement doorstuurt naar de Regering. Afdeling 3. - Financiën van de islamitische gemeenschappen

Art. 26.§ 1. De opbrengsten en ontvangsten van de gemeenschap bestaan uit het volgende : 1° de inkomsten uit de aan het comité toebehorende goederen;2° schenkingen, legaten, stichtingen en handgiften die bestemd zijn voor de zorg voor de materiële voorwaarden voor de uitoefening van de eredienst;3° subsidies en uitzonderlijke opbrengsten die bestemd zijn voor de zorg voor de materiële voorwaarden voor de uitoefening van de eredienst;4° alle andere inkomsten die bestemd zijn voor de zorg voor de materiële voorwaarden voor de uitoefening van de eredienst, met name de opbrengst van de ingezamelde gelden;5° de toelage van het Gewest zoals bedoeld in § 3 van dit artikel. § 2. De kosten en uitgaven die de gemeenschap moet dragen, zijn de volgende : 1° de kosten die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de eredienst, onder meer de kosten van de gebouwen en de delen van de gebouwen die bestemd zijn voor de uitoefening van de eredienst, alsmede de kosten die inherent zijn aan de organisatie en de werking van de eredienst;2° de terugbetaling van de aflossingen en andere schuldlasten ter verwerving of renovatie van de aan de gemeenschap toebehorende goederen;3° de uitgaven die betrekking hebben op de inrichting van de verkiezingen en van de gedeeltelijke vernieuwingen. § 3. Indien de opbrengsten en ontvangsten zoals bedoeld in § 1, 1° tot 4° van dit artikel ontoereikend zijn om de kosten en uitgaven zoals bedoeld in § 2 van dit artikel, kent het Gewest een toelage toe gelijk aan het verschil.

Art. 27.Het financieel boekjaar van het comité begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar, behalve voor het eerste boekjaar dat een aanvang neemt op de dag van de verkiezing en dat op 31 december van het volgend jaar ten einde loopt.

Art. 28.Het comité stelt jaarlijks de begroting voor het volgende boekjaar vast volgens het model dat door de Regering wordt bepaald. De begroting herneemt : - de opbrengsten en inkomsten; - de kosten en uitgaven bedoeld in artikel 26; - alle inkomsten en uitgaven van de gemeenschap; - een meerjarenplanning van de inkomsten en uitgaven.

De begroting wordt vóór 15 juli in twee exemplaren, samen met alle verantwoordingsstukken, met een aangetekend schrijven opgestuurd naar de Regering, anders kan de in artikel 26, § 1, 5° bedoelde toelage niet toegekend worden.

Art. 29.De begroting wordt onderworpen aan de goedkeuring van de Regering, die de uitgaveposten betreffende de uitoefening van de eredienst niet mag wijzigen. De Regering neemt een beslissing binnen zestig dagen na ontvangst van de begroting.

De Regering verstuurt haar beslissing betreffende de goedkeuring en de vastlegging van de bedragen. Als binnen de vermelde termijn geen beslissing werd verstuurd, wordt de goedkeuring geacht verleend te zijn.

Eén afschrift, waarop melding wordt gemaakt van de beslissing van de Regering, wordt onverwijld teruggestuurd naar het betrokken comité.

Een tweede exemplaar wordt bewaard in het archief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 30.Indien het betrokken comité een bezwaar inbrengt, beslist de Regering per besluit.

Het bezwaar moet middels een aangetekende brief worden ingediend binnen de dertig dagen na de datum van terugzending van de afschriften.

De begroting wordt niettemin geacht te zijn goedgekeurd wat de niet-betwiste artikelen betreft.

Art. 31.Het comité stelt jaarlijks de rekeningen van het vorige jaar vast volgens het door de Regering bepaalde model. De rekeningen worden vóór 10 april in twee exemplaren, samen met alle verantwoordingsstukken, met een aangetekend schrijven opgestuurd naar de Regering, anders kan de in artikel 26, § 1, 5° bedoelde toelage niet toegekend worden.

Art. 32.De rekeningen worden onderworpen aan de goedkeuring van de Regering die binnen honderd vijftig dagen na de ontvangst beslist. Als binnen de vermelde termijn geen beslissing werd verstuurd, wordt de goedkeuring geacht verleend te zijn.

Eén afschrift, waarop melding wordt gemaakt van de beslissing van de Regering, wordt onverwijld teruggestuurd naar het comité. Het tweede afschrift wordt bewaard in het archief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 33.Indien het betrokken comité een bezwaar inbrengt, beslist de Regering per besluit. Het bezwaar moet middels een aangetekende brief worden ingediend binnen dertig dagen na de datum van terugzending van de afschriften. De rekeningen worden niettemin geacht te zijn goedgekeurd wat de niet-betwiste artikelen betreft. HOOFDSTUK III. - Algemeen toezicht op de handelingen en dwingend toezicht op de Comités Afdeling I. - Goedkeuringstoezicht

Art. 34.Onverminderd de regels van algemeen en dwingend toezicht zoals bedoeld in de artikelen 35 tot 38, worden de oprichting van de Comités alsook de civielrechtelijke handelingen die deze uitvoeren en de aanneming van giften die hen gedaan worden, onderworpen aan de toestemming van de Regering.

Daartoe worden de aanvragen voor het oprichten van een Comité door het erkend representatief orgaan bezorgd aan de Regering. De Regering stelt de regels voor de uitvoering van dit artikel vast. Afdeling II. - Algemeen toezicht

Art. 35.De Regering kan, bij besluit, de uitvoering schorsen van de handeling waarbij een Comité zijn bevoegdheid te buiten gaat, de wet schendt of het algemeen belang schaadt.

Het schorsingsbesluit moet worden genomen binnen veertig dagen nadat de handeling bij de Regering is ingekomen.

Van het schorsingsbesluit wordt dadelijk kennis gegeven aan het belanghebbende Comité, dat er onverwijld kennis van neemt en de geschorste handeling kan rechtvaardigen, alsook aan het erkend representatief orgaan.

Het Comité waarvan de handeling regelmatig wordt geschorst, kan ze intrekken.

Na het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 36 is de schorsing opgeheven.

Art. 36.De Regering kan, bij besluit, de handeling vernietigen waarbij een Comité zijn bevoegdheden te buiten gaat, de wet schendt of het algemeen belang schaadt.

Het vernietigingsbesluit moet worden genomen binnen veertig dagen nadat de handeling van het Comité bij de Regering is ingekomen of nadat de handeling waaruit blijkt dat het Comité kennis heeft genomen van de schorsing, bij de Regering is ingekomen.

Het vernietigingsbesluit wordt onmiddellijk, bij een ter post aangetekend schrijven, ter kennis gebracht van de betrokkenen, het erkend representatief orgaan en wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 37.De civielrechtelijke handelingen en de aanneming van giften waarvan het bedrag 10.000 euro niet overschrijdt, zijn aan het algemeen toezicht onderworpen. De lijst van die handelingen wordt na afloop van elk kalenderkwartaal toegezonden aan de Regering.

De Regering kan het bedrag dat in het voorgaande lid wordt vastgesteld, aanpassen aan de monetaire ontwikkeling. Afdeling III. - Dwingend toezicht

Art. 38.Na twee opeenvolgende, uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen, kan de Regering één of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven, op de persoonlijke kosten van de leden van het Comité die verzuimd hebben aan de waarschuwingen gevolg te geven, teneinde de gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te zamelen of de maatregelen ten uitvoer te brengen die zijn voorgeschreven bij de wetten, decreten, ordonnanties, algemene reglementen en besluiten van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten.

Het sturen van één of meer commissarissen wordt door de Regering onmiddellijk aan het erkend representatief orgaan medegedeeld.

De invordering van de kosten ten laste van de leden van het Comité geschiedt, zoals inzake directe belastingen, door de ontvanger, nadat de Regering het bevelschrift uitvoerbaar heeft verklaard. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen

Art. 39.Het erkend representatief orgaan organiseert de eerste verkiezing voor de samenstelling van elk op te richten comité. In het geval dat er meerdere inschrijvingen van éénzelfde persoon in verschillende registers op het Brusselse grondgebied zijn, ziet het erop toe dat enkel de meeste recente inschrijving geldig is. Daartoe gaat het desgevallend ter plaatse over tot het nodige nazicht van het register. Het stelt eveneens de juistheid vast van het aantal ingeschrevenen zoals bedoeld in artikel 5.

Art. 40.De eerste verkiezing van de leden van het comité vindt plaats in de moskee ten vroegste drie maanden en uiterlijk zes maanden na de datum van de bekendmaking van de erkenningsbeslissing in het Belgisch Staatsblad.

Art. 41.Voor de eerste verkiezing kan tegen de samenstelling van de lijst een per post aangetekend bezwaar worden ingediend bij het erkend representatief orgaan binnen vijftien dagen na de dag van de bekendmaking. Mutatis mutandis zijn de artikelen 10 en 11 van toepassing, met dien verstande dat het comité moet gelezen worden als het erkend representatief orgaan. HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 42.In het eerste lid van artikel 19bis van de wet van 4 maart 1870 op het tijdelijke der eerediensten, zoals gewijzigd door de wet van 10 maart 1999 en de ordonnantie van 18 juli 2002, worden de woorden « aan de islamitische erediensten » geschrapt.

In het tweede lid van artikel 19bis van de wet van 4 maart 1870 op het tijdelijke der erediensten, zoals gewijzigd door de wet van 10 maart 1999 en de ordonnantie van 18 juli 2002, worden de woorden « het representatief orgaan van de islamitische eredienst en » geschrapt.

Het koninklijk besluit van 3 mei 1978 tot inrichting van de comités belast met het beheer van de temporaliën van de erkende islamitische gemeenschappen wordt opgeheven.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 29 juni 2006.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK _______ Nota's (1) Gewone zitting 2005-2006. Documenten van het Parlement. - A-265/1 : Ontwerp van ordonnantie. - A-265/2 : Verslag.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 23 juni 2006.

^