Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 maart 2023

Uittreksel uit arrest nr. 141/2022 van 27 oktober 2022 Rolnummer 7846 In zake : de vordering tot schorsing van de artikelen 3 en 6 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2022 « tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2023201189
pub.
17/03/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 141/2022 van 27 oktober 2022 Rolnummer 7846 In zake : de vordering tot schorsing van de artikelen 3 en 6 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2022 « tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/01/2018 pub. 03/04/2018 numac 2018011568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming » (invoeging van de artikelen 37/1 en 52/1 in het decreet van 18 januari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/01/2018 pub. 03/04/2018 numac 2018011568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten), ingesteld door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone ».

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune en E. Bribosia, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 5 augustus 2022 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 8 augustus 2022, heeft de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Fierens, advocaat bij de balie te Brussel, een vordering tot schorsing ingesteld van de artikelen 3 en 6 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2022 « tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/01/2018 pub. 03/04/2018 numac 2018011568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming » (invoeging van de artikelen 37/1 en 52/1 in het decreet van 18 januari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/01/2018 pub. 03/04/2018 numac 2018011568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 juli 2022.

Bij hetzelfde verzoekschrift vordert de verzoekende partij eveneens de vernietiging van dezelfde decreetsbepalingen. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de context ervan B.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging en de schorsing van de artikelen 3 en 6 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2022 « tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/01/2018 pub. 03/04/2018 numac 2018011568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten houdende het Wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming » (hierna : het decreet van 23 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2022 pub. 19/07/2022 numac 2022021021 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten).

B.2. Het decreet van 23 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2022 pub. 19/07/2022 numac 2022021021 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten heeft een dubbel doel : - enerzijds, voert het een wachtdienst in voor adviseurs voor hulpverlening aan de jeugd en voor directeurs voor jeugdbescherming (artikelen 1 en 5 van het decreet van 23 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2022 pub. 19/07/2022 numac 2022021021 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten); - anderzijds, verschaft het een wettelijke basis aan de beslissingen van het openbaar ministerie die ertoe strekken bij dringende noodzakelijkheid een kind buiten zijn leefomgeving te doen huisvesten, wanneer een ernstig gevaar de lichamelijke en psychische integriteit van het kind onmiddellijk en rechtstreeks bedreigt, werkelijk en zulks buiten de openingsuren van de diensten voor hulpverlening aan de jeugd en voor jeugdbescherming, of indien de adviseur voor hulpverlening aan de jeugd of de directeur voor jeugdbescherming niet kunnen worden bereikt tijdens die uren (bestreden artikelen 3 en 6 van het decreet van 23 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2022 pub. 19/07/2022 numac 2022021021 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten).

B.3.1. Het bestreden artikel 3 van het decreet van 23 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2022 pub. 19/07/2022 numac 2022021021 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten voegt in het decreet van de Franse Gemeenschap van 18 januari 2018 « houdende het Wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming » (hierna : het Jeugdwetboek) een artikel 37/1 in dat bepaalt : « § 1. Bij dringende noodzakelijkheid, wanneer een ernstig gevaar thans de lichamelijke en psychische integriteit van het kind rechtstreeks en buiten de openingsuren van de diensten voor hulpverlening aan de jeugd [bedreigt] of als de adviseur niet kan worden bereikt tijdens de betrokken uren, kan het Openbaar Ministerie de maatregel bedoeld in artikel 51, eerste lid, 2° nemen. De maatregel eindigt uiterlijk aan het einde van de eerste werkdag volgend op het ogenblik waarop de maatregel genomen is. § 2. De jeugdrechtbank neemt kennis van de betwistingen met betrekking tot de maatregel bedoeld in paragraaf 1 genomen door het Openbaar Ministerie en die hem voorgelegd werden door de personen bedoeld in artikel 36, eerste lid ».

B.3.2. Het bestreden artikel 6 van het decreet van 23 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2022 pub. 19/07/2022 numac 2022021021 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten voegt in het Jeugdwetboek een artikel 52/1 in dat bepaalt : « § 1. Bij dringende noodzakelijkheid, wanneer een ernstig gevaar thans de lichamelijke en psychische integriteit van het kind rechtsreeks en buiten de openingsuren van de diensten voor jeugdbescherming bedreigt of als de directeur niet kan worden bereikt tijdens de betrokken uren, kan het Openbaar Ministerie de maatregel bedoeld in artikel 51, eerste lid, 2° nemen. De maatregel eindigt uiterlijk aan het einde van de eerste werkdag volgend op het ogenblik waarop de maatregel genomen is. § 2. De jeugdrechtbank neemt kennis van de betwistingen met betrekking tot de maatregel bedoeld in paragraaf 1 genomen door het Openbaar Ministerie en die hem voorgelegd werden door de personen bedoeld in artikel 54, eerste lid ».

B.3.3.1. Bij de « maatregel bedoeld in artikel 51, eerste lid, 2° » van het Jeugdwetboek, waarnaar de bij de bestreden bepalingen ingevoegde artikelen 37/1 en 52/1 van het Wetboek verwijzen, wordt de beslissing beoogd « in uitzonderlijke omstandigheden [...] dat het kind [tijdelijk] buiten zijn leefomgeving zal worden gehuisvest met het oog op zijn opvoeding of [...] zijn behandeling ».

B.3.3.2. Een beroep tegen die maatregel kan bij de jeugdrechtbank worden ingesteld door de « personen bedoeld in artikel 36, eerste lid » en door de « personen bedoeld in artikel 54, eerste lid » van het Jeugdwetboek. Het gaat om (1) de personen die het ouderlijk gezag over het kind uitoefenen, (2) de personen die het kind in rechte of in feite huisvesten, (3) de personen die het recht hebben persoonlijk contact met het kind te onderhouden, (4) het kind dat ten minste veertien jaar oud is, (5) het kind dat ten minste twaalf jaar oud is, bijgestaan door een advocaat die, in voorkomend geval, van ambtswege wordt aangesteld op aanvraag van de adviseur, en (6) het kind dat minder dan twaalf jaar oud is of zijn ad hoc-voogd indien de personen die het ouderlijk gezag over het kind uitoefenen, de personen die het kind in rechte of in feite huisvesten of de personen die het recht hebben persoonlijk contact met het kind te onderhouden, de zaak niet aan de rechtbank voorleggen.

B.3.4. De parlementaire voorbereiding vermeldt : « Een nieuw artikel 37/1 wordt ingevoegd teneinde de pretoriaanse maatregel te legaliseren. Een terugkerende praktijk van het openbaar ministerie inzake hulpverlening aan de jeugd bestaat erin in bepaalde omstandigheden een maatregel te nemen van huisvesting buiten de leefomgeving voor een periode van zeer korte duur, wanneer verondersteld wordt dat het kind onmiddellijk en rechtstreeks is blootgesteld aan een ernstig gevaar, en dat in afwachting van het optreden van de adviseur.

Die praktijk is zeer frequent in sommige gerechtelijke arrondissementen, 's avonds, op feestdagen en in weekends, waarbij de adviseur over het algemeen het beheer van de situatie opnieuw opneemt vanaf de eerstvolgende werkdag. Daardoor kan in bepaalde situaties verschijning voor de jeugdrechtbank worden vermeden en kunnen die situaties beheerd blijven in het kader van de vrijwillige hulpverlening » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2021-2022, nr. 397/1, p. 8).

B.4.1. De artikelen 1 en 5 van het decreet van 23 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2022 pub. 19/07/2022 numac 2022021021 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten stellen een wachtdienst in voor de adviseurs voor hulpverlening aan de jeugd en voor de directeurs voor jeugdbescherming.

B.4.2. De adviseur voor hulpverlening aan de jeugd is een administratieve overheid die onder het hiërarchische gezag van de leidende ambtenaar van de bevoegde administratie van de Franse Gemeenschap staat. Hij of zij leidt de dienst voor hulpverlening aan de jeugd en moet zijn of haar bevoegdheden inzake individuele hulpverlening in volle onafhankelijkheid uitoefenen. Er is een adviseur in elke afdeling van de rechtbank van eerste aanleg of in elk arrondissement dat niet uit afdelingen bestaat (artikelen 2, 5°, 8°, 12° en 17°, 16 en 17 van het Jeugdwetboek). De directeur voor jeugdbescherming is een administratieve overheid, die onder het hiërarchische gezag van de leidende ambtenaar van de bevoegde administratie van de Franse Gemeenschap staat. Er is een directeur in elke afdeling van de rechtbank van eerste aanleg of in elk gerechtelijk arrondissement dat niet uit afdelingen is samengesteld, om de dienst voor jeugdbescherming te leiden. Hij of zij dient zijn of haar bevoegdheden inzake individuele bescherming in volle onafhankelijkheid uit te oefenen (artikelen 2, 5°, 10°, 12° en 17°, 18 en 19 van het Jeugdwetboek).

B.4.3.1. De wachtdienst wordt gecoördineerd per zone en wordt georganiseerd volgens de door de Regering vastgelegde nadere regels.

De opdracht van de adviseur voor hulpverlening aan de jeugd en van de directeur voor jeugdbescherming tijdens de wachtdienst bestaat erin het openbaar ministerie te informeren over het feit of het al dan niet opportuun is om met spoed over te gaan tot verwijdering van het betrokken kind uit de leefomgeving, - wanneer het openbaar ministerie overweegt de artikelen 37 of 37/1 van het Jeugdwetboek toe te passen in het kader van de hulpverlening aan de jeugd (artikel 35, § 5, van het Jeugdwetboek, zoals het is aangevuld bij artikel 1 van het decreet van 23 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2022 pub. 19/07/2022 numac 2022021021 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten); of - wanneer het openbaar ministerie van plan is de artikelen 52 en 52/1 van hetzelfde Wetboek toe te passen in het kader van de jeugdbescherming (artikel 53, § 6, van het Jeugdwetboek, zoals het is ingevoegd bij artikel 5 van het decreet van 23 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2022 pub. 19/07/2022 numac 2022021021 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten).

B.4.3.2. De artikelen 37 en 52 van het Jeugdwetboek, waarnaar wordt verwezen, betreffen de saisine door het openbaar ministerie van de jeugdrechtbank die bij dringende noodzakelijkheid kan beslissen dat het kind tijdelijk buiten zijn leefomgeving zal worden gehuisvest voor een duur die 30 dagen niet mag overschrijden, wanneer de lichamelijke of psychische integriteit van het kind onmiddellijk en rechtstreeks is blootgesteld aan een ernstig gevaar en bij ontstentenis van toestemming van de personen bedoeld in artikel 23 van het Jeugdwetboek, dat wil zeggen van het kind dat ten minste veertien jaar oud is, van het kind dat ten minste twaalf jaar oud is, bijgestaan door een van ambtswege aangestelde advocaat, in voorkomend geval, op aanvraag van de adviseur, en van de personen die het ouderlijk gezag over het kind uitoefenen.

B.4.3.3. De artikelen 37/1 en 52/1 van het Jeugdwetboek, waarnaar wordt verwezen, zoals ingevoegd in het Jeugdwetboek bij de bestreden bepalingen, betreffen de mogelijkheid voor het openbaar ministerie om te beslissen dat het kind in gevaar tijdelijk buiten zijn leefomgeving zal worden gehuisvest bij dringende noodzakelijkheid en buiten de openingsuren van de diensten voor hulpverlening aan de jeugd en voor jeugdbescherming of wanneer het onmogelijk is de adviseur of de directeur tijdens die openingsuren te bereiken.

B.4.4. In verband met de wachtdienst wordt in de parlementaire voorbereiding vermeld : « Een proefproject van wachtdienst van de adviseurs voor hulpverlening aan de jeugd en van de directeurs voor jeugdbescherming is van 4 oktober 2019 tot 31 mei 2020 in de gerechtelijke arrondissementen Luik en Luxemburg uitgeprobeerd. Het toen toegepaste mechanisme wordt beschreven in de omzendbrief van 1 augustus 2019 over het experimenteren met een systeem van wachtdienst van de adviseurs voor hulpverlening aan de jeugd en van de directeurs voor jeugdbescherming, geüpdatet op 23 september 2019.

Dat proefproject heeft bevestigd dat het opportuun was een systeem van wachtdienst uit te breiden tot alle gerechtelijke arrondissementen, waarbij eenieder de meerwaarde ervan kon erkennen, zowel in de rangen van de opdrachtgevers van de hulpverlening aan de jeugd en van de jeugdbescherming, als in die van het openbaar ministerie. Dat project heeft het immers mogelijk gemaakt de aflossingen tussen de adviseurs en directeurs en de leden van het parket te versterken, en tegelijkertijd de erkenning van de wederzijdse bevoegdheden te bevorderen. Insgelijks heeft het ingevoerde systeem in bepaalde gevallen het mogelijk gemaakt de noodsituaties te zien aankomen, waarbij de verschillende opdrachtgevers de adviseur of de directeur met wachtdienst verwittigen welke dossiers een verhoogd risico op verslechtering tijdens het weekend vertonen. Dankzij een dergelijke anticipatie kan de opdrachtgever met wachtdienst over de nuttige elementen beschikken wanneer de noodsituatie zich voordoet.

Het proefproject heeft aangetoond dat het optreden van de opdrachtgevers van de Gemeenschap en dat van het openbaar ministerie beter op elkaar dienden te worden afgestemd. Aangezien dat laatste de eerste interveniënt is bij een crisissituatie en een situatie van gevaar, is de pretoriaanse maatregel immers een essentieel element van de wachtdienstregeling gebleken. [...] [...] voor de langere periodes van de weekends of de feestdagen tijdens welke de opdrachtgever van de Gemeenschap niet kan worden bereikt, is het verstandig gebleken dat het openbaar ministerie kan steunen op de psychosociale expertise en de bijzondere competenties die aan de adviseurs voor hulpverlening aan de jeugd en aan de directeurs voor jeugdbescherming worden toegekend. Bijgevolg voorziet het wachtdienstsysteem zoals het is uitgedacht in een nauwe samenwerking tussen het openbaar ministerie en de opdrachtgevers van de hulpverlening aan de jeugd en van de jeugdbescherming opdat de beste oplossing kan worden gevonden bij een noodgeval. [...] Bij het wachtdienstsysteem zoals het is uitgedacht wordt aldus gezocht naar een evenwicht : het systeem consolideert gedurende de periodes van sluiting van de diensten van de Franse Gemeenschap het in het decreet van 18 januari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/01/2018 pub. 03/04/2018 numac 2018011568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten verankerde beginsel van dejudicialisering, en tegelijkertijd waarborgt het het openbaar ministerie een substantiële hulp bij de besluitvorming via het doorgeven van informatie, beoordelingselementen en richtsnoeren. Daarenboven heeft het proefproject inzake wachtdienst getoond dat het systeem het mogelijk maakt saisines van de jeugdrechter te vermijden, hetgeen op middellange of langere termijn een vermindering mogelijk maakt van het aantal procedures die door het openbaar ministerie moeten worden gevolgd » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2021-2022, nr. 397/1, pp. 3-5).

In de commissie heeft de minister gepreciseerd : « Het model van wachtdienst stelt tijdens de weekends en de feestdagen alsook op vrijdagavond telefonische permanenties van de opdrachtgevers van de Gemeenschap in. De opdrachtgevers kunnen worden gecontacteerd door de procureurs. Meer dan eenvoudige uitwisselingsmomenten gaat het werkelijk erom het vervolg te organiseren van de tenlasteneming van de betrokken situatie.

Dat model biedt de onderhandelde hulpverlening de mogelijkheid haar rol ten volle te vervullen en de gerechtigden de competenties te bieden van de opdrachtgevers, die gewend zijn om met jongeren in gevaar te werken. Het opzetten van een snelle overname door de opdrachtgevers waarborgt ook dat de jongeren en de gezinnen het voordeel van een onmiddellijke tenlasteneming genieten.

De invoering van dat model van wachtdiensten is een essentiële etappe in de inwerkingstelling van een vollediger systeem van wachtdiensten dat idealiter de organisatie van een fysiek model van opdrachtgevers, vergezeld van leden van de sociale en administratieve afdelingen, zou moeten beogen. Een dergelijk model vereist evenwel aanzienlijke budgettaire en menselijke middelen » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2021-2022, nr. 397/2, pp. 4-5).

B.5.1. Door de invoering van het systeem van wachtdienst van de adviseurs voor de hulpverlening aan de jeugd en van de directeurs voor jeugdbescherming, gecombineerd met de legalisering van de praktijk krachtens welke een kind in gevaar in geval van uiterst dringende noodzakelijkheid door het openbaar ministerie wordt geplaatst voor een zeer beperkte duur, probeert de decreetgever het principe te waarborgen van dejudicialisering van de hulpverlening aan de jeugd en van de jeugdbescherming, buiten de openingsuren van de bevoegde administratieve diensten of in geval van onbereikbaarheid van die diensten (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2021-2022, nr. 397/1, pp. 1, 3, 5 en 6).

Het principe van de dejudicialisering, dat het optreden van de Franse Gemeenschap in haar beleid van hulpverlening aan de jeugd en van jeugdbescherming leidt, is opgenomen in artikel 1, 7°, van het Jeugdwetboek, dat bepaalt dat « hulpverlening en bescherming worden georganiseerd in het kader van dejudicialisering en subsidiariteit van verplichte hulpverlening tegenover vrijwillige hulpverlening ». Dat principe is bedoeld om aansluiting te vinden bij het principe, uitgedrukt in artikel 1, 9°, van hetzelfde Wetboek, volgens hetwelk « elke beschermingsmaatregel ten aanzien van een kind in gevaar [...] door de Franse Gemeenschap in het kader van een gerechtelijke beslissing [wordt] uitgevoerd ».

B.5.2. Daarenboven heeft de decreetgever, met het decreet van 23 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2022 pub. 19/07/2022 numac 2022021021 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten getracht « de bestaande ongelijkheden tussen soortgelijke feitelijke situaties te verminderen » en aldus te waarborgen dat de beginselen van gelijke behandeling en « niet-judicialisering van de jongeren » in acht worden genomen (ibid., pp. 5-6). Concreet wenst de decreetgever dat alle kinderen in gevaar worden behandeld met inachtneming van het principe van dejudicialisering, en zulks ongeacht of de situatie van gevaar zich voordoet op een ogenblik dat de bevoegde administratieve diensten open, gesloten dan wel onbereikbaar zijn.

B.5.3. In de commissie heeft de minister gepreciseerd : « Het decreet van 18 januari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/01/2018 pub. 03/04/2018 numac 2018011568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming sluiten houdende het Wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming versterkt die principes en in hoofdzaak de primauteit van preventie en het principe van dejudicialisering.

De instanties belast met de dejudicialisering, met name de adviseurs voor hulpverlening aan de jeugd en de directeurs voor jeugdbescherming, werken echter volgens administratieve roosters, dat wil zeggen van maandag tot vrijdag, overdag.

Die situatie doet ongelijke behandelingen ontstaan omdat de begunstigden van de hulpverlening, jongeren en gezinnen, hun situatie uitsluitend buiten die periodes behandeld zien door de gerechtelijke instanties terwijl de adviseurs en de directeurs niet bereikbaar zijn.

De situaties die, door hun ernst en hun dringende karakter, het niet mogelijk maken op de opening van de diensten voor hulpverlening aan de jeugd en van de diensten voor jeugdbescherming te wachten, werden immers en worden thans nog altijd beheerd door de verschillende parketten en jeugdrechtbanken.

De kwestie van de invoering van een systeem van wachtdienst van de opdrachtgevers van de Gemeenschap staat sinds talrijke jaren centraal want het vacuüm van het optreden van de opdrachtgevers van de Gemeenschap tijdens weekends en feestdagen doet ongelijkheden ontstaan in de tenlasteneming van de jongeren en de gezinnen. [...] Tot slot maakt de legalisering en de organisatie van de beslissingen tot verwijdering uit het gezinsmilieu die door de procureurs worden genomen, pretoriaanse maatregelen genoemd, het mogelijk een juridisch vacuüm op te vullen met betrekking tot de maatregelen die thans reeds door hen worden genomen.

De uitwisseling tussen de procureur en de opdrachtgever terwijl de kwestie van de verwijdering van een kind uit zijn gezinsmilieu rijst en de garantie dat de opdrachtgever van de Gemeenschap vanaf de eerste werkdag die volgt op de door de procureur genomen maatregel de situatie opnieuw in handen neemt, versterken de gelijke behandeling ten gunste van de jongeren en de gezinnen terwijl ze tegelijkertijd ook het principe van dejudicialisering versterken » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2021-2022, nr. 397/2, p. 5).

Ten aanzien van het belang om in rechte te treden B.6. Aangezien de vordering tot schorsing ondergeschikt is aan het beroep tot vernietiging, dient de ontvankelijkheid van het beroep reeds bij het onderzoek van de vordering tot schorsing te worden nagegaan.

B.7.1. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar.

B.7.2. Artikel 495 van het Gerechtelijk Wetboek, eerste en tweede lid, bepaalt : « De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone hebben, elk voor de balies die er deel van uitmaken, de taak te waken over de eer, de rechten en de gemeenschappelijke beroepsbelangen van hun leden en zijn bevoegd voor de juridische bijstand, de stage, de beroepsopleiding van de advocaten-stagiairs en de vorming van alle advocaten behorende tot de balies die er deel van uitmaken.

Ze nemen initiatieven en maatregelen die nuttig zijn voor de opleiding, de tuchtrechtelijke regels en de loyauteit in het beroep en voor de behartiging van de belangen van de advocaat en van de rechtzoekende ».

B.7.3. De Ordes van de balies zijn publiekrechtelijke beroepscorporaties die bij wet zijn opgericht en die op verplichte wijze al diegenen die het beroep van advocaat uitoefenen groeperen.

De Ordes van de balies kunnen, behoudens de gevallen waarin zij hun persoonlijk belang verdedigen, slechts in rechte treden binnen de opdracht die de wetgever hun heeft toevertrouwd. Aldus kunnen zij in de eerste plaats in rechte treden wanneer zij de beroepsbelangen van hun leden verdedigen of wanneer de uitoefening van het beroep van advocaat in het geding is. Volgens artikel 495, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek kunnen de Ordes ook initiatieven en maatregelen nemen « die nuttig zijn [...] voor de behartiging van de belangen van de advocaat en van de rechtzoekende ».

B.7.4. Uit artikel 495 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met de artikelen 2 en 87 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, blijkt dat de Ordes van de balies slechts als verzoekende of als tussenkomende partij voor het Hof in rechte kunnen treden ter verdediging van het collectieve belang van de rechtzoekenden in zoverre dit verbonden is met de taak en de rol van de advocaat bij de behartiging van de belangen van de rechtzoekende.

Maatregelen die geen enkele weerslag hebben op het recht op toegang tot de rechter, op de rechtsbedeling of op de bijstand die advocaten aan hun cliënten kunnen verlenen, ongeacht of dat gebeurt tijdens een administratief beroep, via een minnelijke schikking of via een geschil dat wordt voorgelegd aan de gewone of administratieve rechtscolleges, vallen bijgevolg buiten het bereik van artikel 495 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met de artikelen 2 en 87 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten.

B.8.1. De bestreden bepalingen verschaffen een wettelijke grondslag aan de praktijk van het openbaar ministerie die erin bestaat een kind tijdelijk buiten zijn leefomgeving te doen huisvesten, bij dringende noodzakelijkheid en in geval van een ernstig en onmiddellijk gevaar voor het kind, op een ogenblik dat de diensten voor hulpverlening aan de jeugd en voor jeugdbescherming gesloten of onbereikbaar zijn. Zij voorzien ook in een gerechtelijk beroep tegen die maatregelen tot plaatsing van het kind.

B.8.2. In zoverre de bestreden bepalingen een weerslag hebben op het recht op toegang tot de rechter, met name tot de jeugdrechtbank, op de rechtsbedeling en op de bijstand die de advocaten aan hun cliënten kunnen verstrekken, in dit geval aan de kinderen die het voorwerp uitmaken van de plaatsingsmaatregel of aan elke andere persoon die betrokken is bij de plaatsingsmaatregel, met name in het kader van het beroep dat is ingesteld bij de bestreden bepalingen, doet de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » blijken van een belang om de vernietiging van de bestreden bepalingen te vorderen.

Ten aanzien van de vordering tot schorsing B.9. Naar luid van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten dient aan twee grondvoorwaarden te zijn voldaan opdat tot schorsing kan worden besloten : - de middelen die worden aangevoerd moeten ernstig zijn; - de onmiddellijke uitvoering van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen.

Daar de twee voorwaarden cumulatief zijn, leidt de vaststelling dat één van die voorwaarden niet is vervuld tot verwerping van de vordering tot schorsing.

Ten aanzien van het moeilijk te herstellen ernstig nadeel B.10.1. Een schorsing door het Hof moet kunnen voorkomen dat voor de verzoekende partij door de onmiddellijke toepassing van de bestreden norm een ernstig nadeel zou ontstaan dat bij een eventuele vernietiging niet of nog moeilijk zou kunnen worden hersteld.

B.10.2. Uit artikel 22 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten blijkt dat, om te voldoen aan de tweede voorwaarde van artikel 20, 1°, van die wet, de persoon die een vordering tot schorsing instelt, in zijn verzoekschrift concrete en precieze feiten moet uiteenzetten waaruit voldoende blijkt dat de onmiddellijke toepassing van de bepalingen waarvan hij de vernietiging vordert, hem een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen.

Die persoon moet met name het bestaan van het risico van een nadeel, de ernst en de moeilijk te herstellen aard ervan en het verband tussen dat risico en de toepassing van de bestreden bepalingen aantonen.

B.11. Enerzijds doet de verzoekende partij gelden dat de onmiddellijke toepassing van de bestreden bepalingen, waarvan de inwerkingtreding bepaald is op 1 oktober 2022, tot gevolg zal hebben dat de personen die betrokken zijn bij een op grond van de bestreden bepalingen genomen maatregel tot huisvesting van een kind, in hoofdzaak het kind en zijn naasten, in een zwakke procedurele positie worden geplaatst.

Die personen zouden immers niet worden gehoord vóór het nemen van een dergelijke maatregel. Indien zij de maatregel naderhand wensen te betwisten, zou het hun daarenboven toekomen te bewijzen dat de feitelijke omstandigheden de plaatsing van het kind niet noodzakelijk maakten. Dat zou een omkering van de bewijslast zijn.

Anderzijds doet de verzoekende partij gelden dat de verwijdering van een kind uit zijn leefomgeving bij beslissing van het openbaar ministerie vaak het optreden van de politie vereist, hetgeen voor het kind en zijn naasten een traumatiserend karakter kan hebben.

B.12.1. Een rechtspersoon die beginselen verdedigt of die een collectief belang beschermt mag niet worden verward met de natuurlijke personen die in hun persoonlijke situatie worden geraakt en op wie die beginselen of dat belang betrekking hebben.

Aangezien enkel de fysieke personen de door de verzoekende partij ter staving van de vordering tot schorsing aangevoerde nadelen kunnen ondergaan, is het nadeel dat de verzoekende partij zelf zou kunnen ondervinden, een louter moreel nadeel dat voortvloeit uit de aanneming van wetsbepalingen die in strijd zijn met de beginselen waarvan de verdediging haar maatschappelijk doel vormt. Dat nadeel is niet moeilijk te herstellen, vermits het in geval van vernietiging van de bestreden bepalingen zou verdwijnen.

B.12.2. Aangezien een van de voorwaarden opdat het Hof tot een schorsing zou kunnen besluiten niet is vervuld, dient de vordering tot schorsing te worden verworpen.

Om die redenen, het Hof verwerpt de vordering tot schorsing.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 27 oktober 2022.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, P. Nihoul

^