gepubliceerd op 17 maart 2023
Uittreksel uit arrest nr. 137/2022 van 27 oktober 2022 Rolnummer 7518 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 « betreffende de arbeidsovereenkomsten », gesteld door de Franstalige Arbeidsrechtbank te Bruss Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechter(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 137/2022 van 27 oktober 2022 Rolnummer 7518 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 35 van de
wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
03/07/1978
pub.
03/07/2008
numac
2008000527
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten
type
wet
prom.
03/07/1978
pub.
12/03/2009
numac
2009000158
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten
sluiten « betreffende de arbeidsovereenkomsten », gesteld door de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune en E. Bribosia, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 13 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 februari 2021, heeft de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 35 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, in die zin geïnterpreteerd dat het een beletsel vormt voor het recht van een in de privésector tewerkgestelde werknemer om vóór zijn ontslag te worden gehoord, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, terwijl dat recht, overeenkomstig het adagium ' audi alteram partem ', wordt gewaarborgd voor de statutaire ambtenaren ? 2. Schendt hetzelfde artikel, in die zin geïnterpreteerd dat het geen beletsel vormt voor het recht van een werknemer in de privésector om vóór zijn ontslag te worden gehoord, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 35 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten « betreffende de arbeidsovereenkomsten » (hierna : de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten), zoals het is gewijzigd bij artikel 7 van de wet van 18 juli 1985 « houdende wijziging van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten », bepaalt : « Elke partij kan de overeenkomst zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn beëindigen om een dringende reden die aan het oordeel van de rechter wordt overgelaten en onverminderd alle eventuele schadeloosstellingen.
Onder dringende reden wordt verstaan de ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen de werkgever en de werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.
Ontslag om een dringende reden mag niet meer zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn worden gegeven, wanneer het feit ter rechtvaardiging ervan sedert ten minste drie werkdagen bekend is aan de partij die zich hierop beroept.
Alleen de dringende reden waarvan kennis is gegeven binnen drie werkdagen na het ontslag kan worden aangevoerd ter rechtvaardiging van het ontslag zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn.
Op straffe van nietigheid, geschiedt de kennisgeving van de dringende reden hetzij bij een ter post aangetekende brief, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot.
Deze kennisgeving kan ook geschieden door afgifte van een geschrift aan de andere partij.
De handtekening van deze partij op het duplicaat van dit geschrift geldt enkel als bericht van ontvangst van de kennisgeving.
De partij die een dringende reden inroept, dient hiervan het bewijs te leveren; bovendien moet zij bewijzen dat zij de termijnen voorzien in het derde en vierde lid geëerbiedigd heeft ».
Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag B.2. Het Hof wordt verzocht na te gaan of artikel 35 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die wetsbepaling, door aan de werknemer uit de privésector aan wie de werkgever overweegt kennis te geven van een ontslag om dringende reden met toepassing van die bepaling, niet het recht te waarborgen om door zijn werkgever te worden gehoord alvorens dat ontslag te krijgen, een verschil in behandeling zou doen ontstaan tussen, enerzijds, die werknemer en, anderzijds, de persoon die aan een overheid is verbonden door een statutaire arbeidsrelatie waaraan die laatste overweegt een einde te maken en die in dat geval aanspraak zou kunnen maken op de toepassing van het beginsel audi alteram partem.
B.3. Dat beginsel is niet van toepassing in tuchtaangelegenheden (RvSt, 26 januari 2016, nr. 233.613, 24 oktober 2019, nr. 245.903, 2 maart 2020, nr. 247.190, 1 maart 2022, nr. 253.135).
Het Hof wordt dus niet verzocht de in B.2 beschreven situatie van de werknemer uit de privésector te vergelijken met die van de ambtenaar ten aanzien van wie een tuchtvervolging is ingesteld die aanleiding kan geven tot een sanctie waarbij een einde wordt gemaakt aan zijn arbeidsrelatie met de overheid, zoals de afzetting.
B.4.1. Artikel 10, tweede lid, van de Grondwet bepaalt : « De Belgen zijn gelijk voor de wet; [...] ».
Artikel 11 van de Grondwet bepaalt : « Het genot van de rechten en vrijheden aan de Belgen toegekend moet zonder discriminatie verzekerd worden. [...] ».
B.4.2. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
B.5. Om de bestaanbaarheid van een wetskrachtige norm met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet te beoordelen, onderzoekt het Hof eerst of de categorieën van personen ten aanzien van wie een ongelijkheid wordt aangevoerd, in voldoende mate vergelijkbaar zijn.
B.6.1. Het beginsel audi alteram partem legt de overheid de verplichting op de persoon ten aanzien van wie, om redenen die verband houden met zijn persoon of zijn gedrag, een ernstige maatregel wordt overwogen, voorafgaandelijk te horen.
B.6.2. De regels die van toepassing zijn op de arbeidsrelatie die voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst van bediende in de zin van artikel 3 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten zijn in vele opzichten verschillend van de regels die van toepassing zijn op de statutaire arbeidsrelatie tussen een overheid en haar personeelslid. Zulks is met name het geval wat betreft de regels die dienen te worden gevolgd om aan die arbeidsrelaties een einde te maken.
B.6.3. De situatie van de ambtenaar en die van de bediende die in B.2 worden beoogd, zijn echter vergelijkbaar, aangezien die twee personen wegens hun gedrag blootgesteld zijn aan een beslissing die hun beroepsleven significant wijzigt en die soortgelijke economische en sociale gevolgen kan hebben.
B.7. Het beginsel audi alteram partem doet verplichtingen alleen ontstaan voor de overheden en geldt niet in de betrekkingen tussen privaatrechtelijke personen.
Dat beginsel geldt voor de overheden wegens hun bijzondere aard en wegens hun plicht om zich volledig te informeren alvorens te handelen en hun plicht om te beschermen tegen het risico van willekeur van de in B.6.1 beoogde bestuurshandelingen met individuele strekking.
Het verschil in behandeling tussen de twee categorieën van personen die in B.2 worden beoogd, berust derhalve op een redelijke verantwoording.
Uit de omstandigheid dat het beginsel audi alteram partem niet geldt voor een werkgever uit de privésector, kan overigens niet worden afgeleid dat een dergelijke werkgever in geen enkele omstandigheid ertoe gehouden kan zijn om de werknemer die hij wil ontslaan vooraf te horen.
B.8. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag B.9. Uit de motivering van het antwoord op de eerste prejudiciële vraag vloeit voort dat de tweede prejudiciële vraag geen antwoord behoeft.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Artikel 35 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten « betreffende de arbeidsovereenkomsten », in zoverre het aan de werknemer uit de privésector aan wie de werkgever overweegt kennis te geven van een ontslag om een dringende reden met toepassing van die bepaling, niet het recht waarborgt om door zijn werkgever te worden gehoord alvorens dat ontslag te krijgen, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. - De tweede prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 27 oktober 2022.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, P. Nihoul