← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 137/2022 van 27 oktober 2022 Rolnummer 7518 In zake : de
prejudiciële vragen over artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 « betreffende de arbeidsovereenkomsten
», gesteld door de Franstalige Arbeidsrechtbank te Bruss Het Grondwettelijk Hof, samengesteld
uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechter(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 137/2022 van 27 oktober 2022 Rolnummer 7518 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 « betreffende de arbeidsovereenkomsten », gesteld door de Franstalige Arbeidsrechtbank te Bruss Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechter(...) | Extrait de l'arrêt n° 137/2022 du 27 octobre 2022 Numéro du rôle : 7518 En cause : les questions préjudicielles concernant l'article 35 de la loi du 3 juillet 1978 « relative aux contrats de travail », posées par le Tribunal du travail franc La Cour constitutionnelle, composée des présidents P. Nihoul et L. Lavrysen, et des juges T. Gi(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | COUR CONSTITUTIONNELLE |
Uittreksel uit arrest nr. 137/2022 van 27 oktober 2022 | Extrait de l'arrêt n° 137/2022 du 27 octobre 2022 |
Rolnummer 7518 | Numéro du rôle : 7518 |
In zake : de prejudiciële vragen over artikel 35 van de wet van 3 juli | En cause : les questions préjudicielles concernant l'article 35 de la |
1978 « betreffende de arbeidsovereenkomsten », gesteld door de | loi du 3 juillet 1978 « relative aux contrats de travail », posées par |
Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel. | le Tribunal du travail francophone de Bruxelles. |
Het Grondwettelijk Hof, | La Cour constitutionnelle, |
samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de | composée des présidents P. Nihoul et L. Lavrysen, et des juges T. |
rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. | Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. |
Pieters, S. de Bethune en E. Bribosia, bijgestaan door de griffier F. | de Bethune et E. Bribosia, assistée du greffier F. Meersschaut, |
Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, | présidée par le président P. Nihoul, |
wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Objet des questions préjudicielles et procédure |
Bij vonnis van 13 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van | Par jugement du 13 novembre 2020, dont l'expédition est parvenue au |
het Hof is ingekomen op 24 februari 2021, heeft de Franstalige | greffe de la Cour le 24 février 2021, le Tribunal du travail |
Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : | francophone de Bruxelles a posé les questions préjudicielles suivantes : |
« 1. Schendt artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de | « 1. L'article 35 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de |
arbeidsovereenkomsten, in die zin geïnterpreteerd dat het een beletsel | travail, interprété comme faisant obstacle au droit d'un travailleur |
vormt voor het recht van een in de privésector tewerkgestelde | employé dans le secteur privé à être entendu préalablement à son |
werknemer om vóór zijn ontslag te worden gehoord, de artikelen 10 en | licenciement, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, |
11 van de Grondwet, terwijl dat recht, overeenkomstig het adagium ' | alors que ce droit est garanti aux agents statutaires conformément à |
audi alteram partem ', wordt gewaarborgd voor de statutaire ambtenaren ? | l'adage ' audi alteram partem ' ? |
2. Schendt hetzelfde artikel, in die zin geïnterpreteerd dat het geen | 2. Le même article, interprété comme ne faisant pas obstacle au droit |
beletsel vormt voor het recht van een werknemer in de privésector om | d'un travailleur du secteur privé à être entendu préalablement à son |
vóór zijn ontslag te worden gehoord, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? ». | licenciement, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. En droit |
(...) | (...) |
B.1. Artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 « betreffende de | B.1. L'article 35 de la loi du 3 juillet 1978 « relative aux contrats |
arbeidsovereenkomsten » (hierna : de wet van 3 juli 1978), zoals het | de travail » (ci-après : la loi du 3 juillet 1978), tel qu'il a été |
is gewijzigd bij artikel 7 van de wet van 18 juli 1985 « houdende | modifié par l'article 7 de la loi du 18 juillet 1985 « modifiant la |
wijziging van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten », bepaalt : « Elke partij kan de overeenkomst zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn beëindigen om een dringende reden die aan het oordeel van de rechter wordt overgelaten en onverminderd alle eventuele schadeloosstellingen. Onder dringende reden wordt verstaan de ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen de werkgever en de werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. Ontslag om een dringende reden mag niet meer zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn worden gegeven, wanneer het feit ter rechtvaardiging ervan sedert ten minste drie werkdagen bekend is aan de partij die zich hierop beroept. Alleen de dringende reden waarvan kennis is gegeven binnen drie werkdagen na het ontslag kan worden aangevoerd ter rechtvaardiging van het ontslag zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn. Op straffe van nietigheid, geschiedt de kennisgeving van de dringende reden hetzij bij een ter post aangetekende brief, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot. Deze kennisgeving kan ook geschieden door afgifte van een geschrift aan de andere partij. De handtekening van deze partij op het duplicaat van dit geschrift geldt enkel als bericht van ontvangst van de kennisgeving. De partij die een dringende reden inroept, dient hiervan het bewijs te leveren; bovendien moet zij bewijzen dat zij de termijnen voorzien in het derde en vierde lid geëerbiedigd heeft ». Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag | loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail », dispose : « Chacune des parties peut résilier le contrat sans préavis ou avant l'expiration du terme pour un motif grave laissé à l'appréciation du juge et sans préjudice de tous dommages-intérêts s'il y a lieu. Est considérée comme constituant un motif grave, toute faute grave qui rend immédiatement et définitivement impossible toute collaboration professionnelle entre l'employeur et le travailleur. Le congé pour motif grave ne peut plus être donné sans préavis ou avant l'expiration du terme, lorsque le fait qui l'aurait justifié est connu de la partie qui donne congé, depuis trois jours ouvrables au moins. Peut seul être invoqué pour justifier le congé sans préavis ou avant l'expiration du terme, le motif grave notifié dans les trois jours ouvrables qui suivent le congé. A peine de nullité, la notification du motif grave se fait soit par lettre recommandée à la poste, soit par exploit d'huissier de justice. Cette notification peut également être faite par la remise d'un écrit à l'autre partie. La signature apposée par cette partie sur le double de cet écrit ne vaut que comme accusé de réception de la notification. La partie qui invoque le motif grave doit prouver la réalité de ce dernier; elle doit également fournir la preuve qu'elle a respecté les délais prévus aux alinéas 3 et 4 ». Quant à la première question préjudicielle |
B.2. Het Hof wordt verzocht na te gaan of artikel 35 van de wet van 3 | B.2. La Cour est invitée à examiner si l'article 35 de la loi du 3 |
juli 1978 bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in | juillet 1978 est compatible avec les articles 10 et 11 de la |
zoverre die wetsbepaling, door aan de werknemer uit de privésector aan | Constitution, en ce qu'en ne garantissant pas à l'employé du secteur |
wie de werkgever overweegt kennis te geven van een ontslag om | privé auquel l'employeur envisage de notifier un congé pour motif |
dringende reden met toepassing van die bepaling, niet het recht te | grave en application de cette disposition le droit d'être entendu par |
waarborgen om door zijn werkgever te worden gehoord alvorens dat | son employeur avant de recevoir ce congé, cette disposition |
ontslag te krijgen, een verschil in behandeling zou doen ontstaan | législative ferait naître une différence de traitement entre, d'une |
tussen, enerzijds, die werknemer en, anderzijds, de persoon die aan | part, cet employé et, d'autre part, la personne qui est liée à une |
een overheid is verbonden door een statutaire arbeidsrelatie waaraan | autorité publique par une relation de travail statutaire à laquelle |
die laatste overweegt een einde te maken en die in dat geval aanspraak | cette dernière envisage de mettre fin et qui, dans ce cas, pourrait |
zou kunnen maken op de toepassing van het beginsel audi alteram | revendiquer l'application du principe audi alteram partem. |
partem. B.3. Dat beginsel is niet van toepassing in tuchtaangelegenheden | B.3. Ce principe ne s'applique pas en matière disciplinaire (C.E., 26 |
(RvSt, 26 januari 2016, nr. 233.613, 24 oktober 2019, nr. 245.903, 2 | janvier 2016, n° 233.613; 24 octobre 2019, n° 245.903; 2 mars 2020, n° |
maart 2020, nr. 247.190, 1 maart 2022, nr. 253.135). | 247.190; 1er mars 2022, n° 253.135). |
Het Hof wordt dus niet verzocht de in B.2 beschreven situatie van de | La Cour n'est donc pas invitée à comparer la situation de l'employé du |
werknemer uit de privésector te vergelijken met die van de ambtenaar | secteur privé décrite en B.2 avec celle de l'agent public qui fait |
ten aanzien van wie een tuchtvervolging is ingesteld die aanleiding | l'objet de poursuites disciplinaires susceptibles de donner lieu à une |
kan geven tot een sanctie waarbij een einde wordt gemaakt aan zijn | sanction mettant fin à sa relation de travail avec l'autorité |
arbeidsrelatie met de overheid, zoals de afzetting. | publique, telle que la révocation. |
B.4.1. Artikel 10, tweede lid, van de Grondwet bepaalt : | B.4.1. L'article 10, alinéa 2, de la Constitution dispose : |
« De Belgen zijn gelijk voor de wet; [...] ». | « Les Belges sont égaux devant la loi; [...] ». |
Artikel 11 van de Grondwet bepaalt : | L'article 11 de la Constitution dispose : |
« Het genot van de rechten en vrijheden aan de Belgen toegekend moet | « La jouissance des droits et libertés reconnus aux Belges doit être |
zonder discriminatie verzekerd worden. [...] ». | assurée sans discrimination [...] ». |
B.4.2. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet | B.4.2. Le principe d'égalité et de non-discrimination n'exclut pas |
uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen | qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de |
wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium | personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et |
berust en het redelijk verantwoord is. | qu'elle soit raisonnablement justifiée. |
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld | L'existence d'une telle justification doit s'apprécier en tenant |
rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel | compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la |
en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van | nature des principes en cause; le principe d'égalité et de |
gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat | non-discrimination est violé lorsqu'il est établi qu'il n'existe pas |
er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de | de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés |
aangewende middelen en het beoogde doel. | et le but visé. |
B.5. Om de bestaanbaarheid van een wetskrachtige norm met de artikelen | B.5. Pour apprécier la compatibilité d'une norme législative avec les |
10 en 11 van de Grondwet te beoordelen, onderzoekt het Hof eerst of de | articles 10 et 11 de la Constitution, la Cour examine en premier lieu |
categorieën van personen ten aanzien van wie een ongelijkheid wordt | si les catégories de personnes entre lesquelles une inégalité est |
aangevoerd, in voldoende mate vergelijkbaar zijn. | alléguée sont suffisamment comparables. |
B.6.1. Het beginsel audi alteram partem legt de overheid de | B.6.1. Le principe audi alteram partem impose à l'autorité publique |
verplichting op de persoon ten aanzien van wie, om redenen die verband | d'entendre préalablement la personne à l'égard de laquelle est |
houden met zijn persoon of zijn gedrag, een ernstige maatregel wordt | envisagée une mesure grave pour des motifs liés à sa personne ou à son |
overwogen, voorafgaandelijk te horen. | comportement. |
B.6.2. De regels die van toepassing zijn op de arbeidsrelatie die | B.6.2. Les règles qui régissent la relation de travail découlant d'un |
voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst van bediende in de zin van | contrat de travail d'employé au sens de l'article 3 de la loi du 3 |
artikel 3 van de wet van 3 juli 1978 zijn in vele opzichten | juillet 1978 sont, à maints égards, très différentes des règles qui |
verschillend van de regels die van toepassing zijn op de statutaire | régissent la relation de travail statutaire entre une autorité |
arbeidsrelatie tussen een overheid en haar personeelslid. Zulks is met | publique et son agent. Tel est notamment le cas en ce qui concerne les |
name het geval wat betreft de regels die dienen te worden gevolgd om | règles à suivre pour mettre fin à ces relations de travail. |
aan die arbeidsrelaties een einde te maken. | |
B.6.3. De situatie van de ambtenaar en die van de bediende die in B.2 | B.6.3. Les situations de l'agent public et de l'employé qui sont visés |
worden beoogd, zijn echter vergelijkbaar, aangezien die twee personen | en B.2 sont toutefois comparables, dès lors que ces deux personnes se |
wegens hun gedrag blootgesteld zijn aan een beslissing die hun | trouvent exposées, en raison de leur comportement, à une décision qui |
beroepsleven significant wijzigt en die soortgelijke economische en | modifie significativement leur vie professionnelle et qui peut avoir |
sociale gevolgen kan hebben. | des effets économiques et sociaux similaires. |
B.7. Het beginsel audi alteram partem doet verplichtingen alleen | B.7. Le principe audi alteram partem ne crée d'obligations que pour |
ontstaan voor de overheden en geldt niet in de betrekkingen tussen | les autorités publiques et ne vaut pas dans les rapports entre |
privaatrechtelijke personen. | personnes de droit privé. |
Dat beginsel geldt voor de overheden wegens hun bijzondere aard en | Ce principe s'impose aux autorités publiques en raison de leur nature |
wegens hun plicht om zich volledig te informeren alvorens te handelen | particulière et des devoirs qui leur incombent de s'informer |
en hun plicht om te beschermen tegen het risico van willekeur van de | complètement avant d'agir et de protéger contre le risque d'arbitraire |
in B.6.1 beoogde bestuurshandelingen met individuele strekking. Het verschil in behandeling tussen de twee categorieën van personen die in B.2 worden beoogd, berust derhalve op een redelijke verantwoording. Uit de omstandigheid dat het beginsel audi alteram partem niet geldt voor een werkgever uit de privésector, kan overigens niet worden afgeleid dat een dergelijke werkgever in geen enkele omstandigheid ertoe gehouden kan zijn om de werknemer die hij wil ontslaan vooraf te horen. B.8. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag B.9. Uit de motivering van het antwoord op de eerste prejudiciële vraag vloeit voort dat de tweede prejudiciële vraag geen antwoord behoeft. Om die redenen, het Hof zegt voor recht : | des actes administratifs de portée individuelle visés en B.6.1. La différence de traitement entre les deux catégories de personnes qui sont visées en B.2 repose dès lors sur une justification raisonnable. Il ne peut en outre être déduit du fait que le principe audi alteram partem ne vaut pas pour un employeur du secteur privé qu'un tel employeur ne peut en aucune circonstance être tenu d'entendre préalablement l'employé à qui il envisage de donner congé. B.8. La première question préjudicielle appelle une réponse négative. Quant à la seconde question préjudicielle B.9. Il ressort des motifs de la réponse à la première question que la seconde question n'appelle pas de réponse. Par ces motifs, la Cour dit pour droit : |
- Artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 « betreffende de | - L'article 35 de la loi du 3 juillet 1978 « relative aux contrats de |
arbeidsovereenkomsten », in zoverre het aan de werknemer uit de | travail », en ce qu'il ne garantit pas à l'employé du secteur privé à |
privésector aan wie de werkgever overweegt kennis te geven van een | qui l'employeur envisage de notifier un congé pour motif grave en |
ontslag om een dringende reden met toepassing van die bepaling, niet | application de cette disposition le droit d'être entendu par son |
het recht waarborgt om door zijn werkgever te worden gehoord alvorens | employeur avant de recevoir ce congé, ne viole pas les articles 10 et |
dat ontslag te krijgen, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet | 11 de la Constitution. |
niet. - De tweede prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. | - La seconde question préjudicielle n'appelle pas de réponse. |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise, |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur |
op 27 oktober 2022. | la Cour constitutionnelle, le 27 octobre 2022. |
De griffier, | Le greffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |
De voorzitter, | Le président, |
P. Nihoul | P. Nihoul |