gepubliceerd op 24 maart 2023
Uittreksel uit arrest nr. 28/2023 van 16 februari 2023 Rolnummer 7705 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 48 van de wet van 2 juni 2021 « houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding » Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechter(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 28/2023 van 16 februari 2023 Rolnummer 7705 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 48 van de
wet van 2 juni 2021Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
02/06/2021
pub.
18/06/2021
numac
2021041994
bron
federale overheidsdienst financien
Wet houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding
sluiten « houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding » (invoeging van artikel 74/1 in de
wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
18/09/2017
pub.
06/10/2017
numac
2017013368
bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien
Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten
sluiten « tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten »), ingesteld door het Instituut van de Belastingadviseurs en de Accountants en anderen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 16 december 2021 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 december 2021, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 48 van de wet van 2 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2021 pub. 18/06/2021 numac 2021041994 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding sluiten « houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding » (invoeging van artikel 74/1 in de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten « tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten »), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 juni 2021, door het Instituut van de Belastingadviseurs en de Accountants, Bart Van Coile en Frédéric Delrue, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. D. Dewandeleer, advocaat bij de balie te Leuven, en door Mr. J. Vanheule, advocaat bij de balie te Brussel. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van een bepaling die de verplichting tot medewerking aan het UBO-register regelt. Het UBO-register is het centraal register van uiteindelijk begunstigden (Ultimate Beneficial Owners).
Het UBO-register beoogt toereikende, accurate en actuele informatie ter beschikking te stellen over de uiteindelijk begunstigden van in België opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten. De Administratie van de Thesaurie is belast met het verzamelen, bewaren, beheren en controleren van de kwaliteit van de gegevens (artikel 74 van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten « tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten », hierna : de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten).
De wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten strekt tot de omzetting in Belgisch recht van de richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 « inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie » (ook « vierde antiwitwasrichtlijn » genoemd, hierna : de richtlijn (EU) 2015/849).
De noodzaak van nauwkeurige en actuele informatie over de uiteindelijk begunstigden is een bepalende factor bij het opsporen van criminelen die hun identiteit anders achter een vennootschapsrechtelijke structuur kunnen verbergen. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat entiteiten opgericht op hun grondgebied overeenkomstig het nationale vennootschapsrecht, naast de basisgegevens zoals naam en adres van de vennootschap en het bewijs van oprichting en juridische eigendom, adequate, accurate en actuele informatie verkrijgen en bijhouden betreffende hun uiteindelijk begunstigden (zie overweging 14 van de richtlijn (EU) 2015/849).
Artikel 30, lid 4, van de richtlijn (EU) 2015/849, zoals gewijzigd bij de richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 « tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU » (hierna : richtlijn (EU) 2018/843), bepaalt : « De lidstaten verlangen dat de in het in lid 3 bedoelde centraal register bijgehouden informatie toereikend, accuraat en actueel is, en voorzien daartoe in mechanismen. Deze mechanismen houden onder meer in dat de meldingsplichtige entiteiten en, indien nodig en voor zover dit vereiste hun taken niet onnodig doorkruist, de bevoegde autoriteiten verplicht zijn melding te maken van iedere discrepantie die zij aantreffen tussen de informatie over uiteindelijk begunstigden in de centrale registers en de informatie over uiteindelijk begunstigden waarover zij beschikken. Wanneer er discrepanties worden gemeld, zorgen de lidstaten ervoor dat er passende maatregelen worden genomen om de discrepanties tijdig te verhelpen en dat er zo nodig ondertussen een specifieke vermelding in het centrale register wordt opgenomen ».
B.2. De bestreden bepaling, artikel 48 van de wet van 2 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2021 pub. 18/06/2021 numac 2021041994 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding sluiten « houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding » (hierna : de wet van 2 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2021 pub. 18/06/2021 numac 2021041994 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding sluiten), voegt in de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten een artikel 74/1 in, dat als volgt in de bedoelde meldingsplicht voorziet : « § 1. De onderworpen entiteiten maken langs elektronische weg aan de Administratie van de Thesaurie melding van ieder verschil dat zij vaststellen tussen de informatie over uiteindelijke begunstigden in het UBO-register en de informatie over uiteindelijke begunstigden waarover zij beschikken.
In afwijking van het eerste lid moeten de advocaten die bij de uitoefening van de activiteiten opgesomd in artikel 5, § 1, 28°, worden geconfronteerd met een verschil bedoeld in hetzelfde lid, de Stafhouder van de Orde waartoe zij behoren daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen.
De Stafhouder controleert of de voorwaarden bedoeld in het vierde lid en artikel 5, § 1, 28°, zijn nageleefd. In voorkomend geval geeft hij de informatie en inlichtingen in overeenstemming met het eerste lid, onmiddellijk en ongefilterd, op elektronische wijze door aan de Administratie van de Thesaurie.
In afwijking van het eerste lid, delen de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 23° tot en met 28°, het vastgesteld verschil bedoeld in hetzelfde lid niet mee, wanneer de informatie en inlichtingen van één van hun cliënten ontvangen werd of over één van hun cliënten verkregen werd tijdens de bepaling van de rechtspositie van deze cliënt, of in de uitoefening van hun opdracht die cliënt in of in verband met een rechtsgeding te verdedigen of te vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie of inlichtingen vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen, tenzij de bedoelde onderworpen entiteiten zelf hebben deelgenomen aan de witwasactiviteiten of de activiteiten voor financiering van terrorisme, zij juridisch advies voor witwasdoeleinden of voor financiering van terrorisme hebben verstrekt, of zij weten dat hun cliënt juridisch advies wenst voor dergelijke doeleinden.
De meldingsplicht bedoeld in het eerste lid is, indien nodig en voor zover deze vereiste hun taken niet onnodig doorkruist, van toepassing op de bevoegde autoriteiten behalve de CFI. § 2. Wanneer er verschillen worden gemeld, of op eigen initiatief, neemt de Administratie van de Thesaurie passende maatregelen om de informatie over uiteindelijke begunstigden in het UBO-register te bevestigen, te verbeteren, te verduidelijken, te vervolledigen of te wijzigen. Ze kan met name de betrokken informatieplichtige bedoeld in artikel 74, § 1, eerste lid, in kennis stellen van de gronden van de melding bedoeld in paragraaf 1 en vragen om de desbetreffende informatie over uiteindelijke begunstigden in het UBO-register binnen een termijn van een maand na de ontvangst van deze kennisgeving te bevestigen, te verbeteren, te verduidelijken, te vervolledigen of te wijzigen. De identiteit van de onderworpen entiteit of de bevoegde autoriteit die de melding heeft gemaakt, wordt in geen geval meegedeeld aan de betrokken informatieplichtige.
Wanneer de Administratie van de Thesaurie een mededeling doet aan een derde, de Procureur des Konings of de federale procureur inbegrepen, dan zal de identiteit van de onderworpen entiteit of de bevoegde autoriteit die de melding van een verschil als bedoeld in paragraaf 1 heeft gemaakt in geen geval meegedeeld worden.
De Administratie van de Thesaurie vermeldt in het UBO-register dat een melding bedoeld in paragraaf 1 werd gemaakt zonder te preciseren welke onderworpen entiteit of bevoegde autoriteit eraan ten grondslag ligt.
Deze vermelding is alleen zichtbaar voor de bevoegde autoriteiten en wordt verwijderd zodra de informatie over uiteindelijke begunstigden in het UBO-register is bevestigd, verbeterd, verduidelijkt, vervolledigd of gewijzigd overeenkomstig het eerste lid ».
B.3. Dat artikel 74/1 verplicht de « onderworpen entiteiten » aldus om mee te werken aan het UBO-register.
De verzoekende partijen zijn een gecertificeerd accountant, een fiscaal accountant en het Instituut van de Belastingadviseurs en de Accountants. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot de medewerkingsplicht in zoverre zij betrekking heeft op de vermelde beroepsbeoefenaars (hierna : belastingadviseurs en accountants). Zij behoren ook tot de « onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 23° tot en met 28° », waarvoor de in artikel 74/1, § 1, vierde lid, vermelde afwijking geldt.
B.4. De verplichting voor de belastingadviseurs en accountants om mee te werken aan het UBO-register, in de vorm van een meldingsplicht van ieder verschil dat zij vaststellen tussen de informatie in het UBO-register en de informatie waarover zij beschikken, strekt louter tot het verzamelen van accurate informatie over de uiteindelijk begunstigden.
De vermelde Europese richtlijnen hebben niet alleen tot doel het witwassen van geld op te sporen en te onderzoeken, maar ook witwassen te voorkomen. Meer transparantie over de uiteindelijk begunstigden van juridische entiteiten kan een krachtig afschrikkend effect hebben (zie overweging 4 van de richtlijn (EU) 2018/843).
De verplichting tot medewerking aan het UBO-register moet worden onderscheiden van de verplichting tot melding aan de Cel voor financiële informatieverwerking (hierna : de CFI), voor met name belastingadviseurs en accountants, van elk vermoeden van witwassen van gelden of van terrorismefinanciering (artikel 33 van de richtlijn (EU) 2015/849 en artikel 47 van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten). Die laatste meldingsplicht is niet louter gericht op het verzamelen van administratieve gegevens, maar op een daadwerkelijke opsporing en eventuele vervolging van mogelijke misdrijven.
Ten aanzien van het eerste middel B.5.1. De verzoekende partijen voeren de schending aan van de artikelen 10, 11, 12, 14 en 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6, 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met de artikelen 7, 20, 21, 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met artikel 34 van de richtlijn (EU) 2015/849, doordat artikel 74/1 van de wet van 18 december 2017, ingevoegd bij artikel 48 van de wet van 2 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2021 pub. 18/06/2021 numac 2021041994 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding sluiten, niet voorziet in het optreden van een zelfregulerend orgaan als waarborg bij de toepassing van de meldingsplicht voor belastingadviseurs en accountants.
Volgens de verzoekende partijen is het beroepsgeheim onvoldoende gewaarborgd doordat artikel 74/1, § 1, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten niet voorziet in het optreden van een zelfregulerend orgaan dat dient te oordelen of de wettelijke voorwaarden voor het doorbreken van het beroepsgeheim van de beroepsbeoefenaars vervuld zijn, dan wel of zij zich bevinden in een van de uitzonderingsgevallen (eerste onderdeel van het middel).
Bovendien voeren de verzoekende partijen een niet-verantwoord verschil in behandeling aan, omdat in het optreden van een zelfregulerend orgaan enkel is voorzien voor advocaten en niet voor belastingadviseurs en accountants (tweede onderdeel van het middel).
B.5.2. Beide onderdelen van het middel bekritiseren de afwezigheid van een zelfregulerend orgaan voor de voormelde beroepsbeoefenaars, waarbij de schending wordt aangevoerd van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, van het recht op eerbiediging van het privéleven en van het recht op een eerlijk proces. Aangezien de bestreden bepaling het Unierecht ten uitvoer brengt, onderzoekt het Hof de eerbiediging van die grondrechten mede in het licht van de aangevoerde artikelen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De bepalingen van het Handvest hebben in beginsel, met toepassing van artikel 52, lid 3, ervan, dezelfde inhoud en reikwijdte als de analoge rechten in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
B.5.3. Gelet op hun onderlinge samenhang, onderzoekt het Hof beide onderdelen van het middel samen.
B.6.1. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. De artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie waarborgen hetzelfde beginsel. Artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens verbiedt discriminatie bij het genot van de in dat Verdrag vermelde rechten.
B.6.2. Artikel 12, eerste lid, van de Grondwet waarborgt de vrijheid van persoon. Artikel 12, tweede lid, en artikel 14 van de Grondwet waarborgen het strafrechtelijk wettigheidsbeginsel.
B.6.3. Artikel 22 van de Grondwet, artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie waarborgen het recht op eerbiediging van het privéleven.
B.6.4. Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de artikelen 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie waarborgen het recht op een eerlijk proces.
B.6.5. Artikel 34 van de richtlijn (EU) 2015/849, zoals gewijzigd bij de richtlijn (EU) 2018/843, bepaalt : « 1. In afwijking van artikel 33, lid 1, kunnen de lidstaten, in het geval van de in artikel 2, lid 1, punt 3), onder a), b) en d), bedoelde meldingsplichtige entiteiten, een passend zelfregulerend orgaan van de relevante beroepsgroep aanwijzen als de autoriteit die de in artikel 33, lid 1, bedoelde informatie ontvangt.
Onverminderd lid 2 geeft het aangewezen zelfregulerend orgaan in de in de eerste alinea van dit lid bedoelde gevallen de informatie onverwijld en ongefilterd aan de FIE door. 2. De lidstaten passen de in artikel 33, lid 1, neergelegde verplichtingen niet toe op notarissen, andere onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen, auditors, externe accountants en belastingadviseurs, alleen voor zover die uitzondering betrekking heeft op de inlichtingen die zij van een van hun cliënten ontvangen, of over een van hun cliënten verkrijgen, tijdens het bepalen van de rechtspositie van hun cliënt of bij het verrichten van hun taak van verdediging of vertegenwoordiging van die cliënt in het kader van of in verband met een rechtsgeding, daaronder begrepen advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of die inlichtingen vóór, gedurende of na een dergelijk geding worden ontvangen of verkregen.3. Door de lidstaten aangewezen zelfregulerende organen publiceren jaarlijks een verslag met informatie over : a) de krachtens de artikelen 58, 59 en 60 genomen maatregelen;b) het aantal ontvangen meldingen van inbreuken als bedoeld in artikel 61, in voorkomend geval;c) het aantal meldingen dat het in lid 1 bedoelde zelfregulerende orgaan heeft ontvangen en het aantal meldingen dat het zelfregulerende orgaan aan de FIE heeft doorgezonden, in voorkomend geval;d) in voorkomend geval, het aantal en een beschrijving van de maatregelen die krachtens de artikelen 47 en 48 zijn genomen om te controleren of de meldingsplichtige entiteiten hebben voldaan aan hun verplichtingen uit hoofde van : i) de artikelen 10 tot en met 24 (cliëntenonderzoek); ii) de artikelen 33, 34 en 35 (melding van verdachte transacties); iii) artikel 40 (bewaring van bewijsstukken), en iv) de artikelen 45 en 46 (interne controles) ».
B.7.1. De beroepsactiviteiten van de belastingadviseurs en de accountants worden opgesomd in de artikelen 3 en 6 van de wet van 17 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/03/2019 pub. 27/03/2019 numac 2019040805 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur sluiten « betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur ». Voor al die gereglementeerde activiteiten zijn de belastingadviseurs en accountants onderworpen aan de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten (artikel 5, 24° en 25°).
De advocaten daarentegen zijn slechts onderworpen aan de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten wanneer zij hun cliënt bijstaan bij het voorbereiden of uitvoeren van verrichtingen in verband met de aan- en verkoop van onroerend goed of bedrijven, het beheren van het geld van hun cliënt, waardepapieren of andere activa, de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen, het organiseren van de inbreng die nodig is voor de oprichting, de exploitatie of het beheer van vennootschappen, de oprichting, de exploitatie of het beheer van fiducieën of trusts, vennootschappen, stichtingen of soortgelijke structuren, of wanneer zij optreden namens en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële verrichtingen of verrichtingen in onroerend goed (artikel 5, 28°). Volgens de wetgever zijn dit immers niet de kerntaken van een advocaat (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0383/001, p. 28).
De schending van het beroepsgeheim, bij de melding van de discrepantie in het UBO-register aan de Administratie van de Thesaurie, is derhalve enkel mogelijk ten aanzien van die activiteiten van de beroepsbeoefenaars en de advocaten die onderworpen zijn aan de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten.
B.7.2. Een houder van het beroepsgeheim moet in principe elke vertrouwelijke mededeling die is verkregen in de omstandigheden vermeld in artikel 458 van het Strafwetboek, geheimhouden.
Die geheimhoudingsplicht, die door de wetgever aan de houder van het beroepsgeheim is opgelegd, heeft hoofdzakelijk tot doel het fundamentele recht op eerbiediging van het privéleven te beschermen van diegene die iemand in vertrouwen neemt, soms over iets heel persoonlijks. Die vertrouwensband maakt het voor de houder van het beroepsgeheim mogelijk de persoon die hem in vertrouwen neemt op dienstige wijze bijstand te verlenen. Die informatie geniet ook, in bepaalde gevallen, de bescherming die voor de rechtzoekende voortvloeit uit de waarborgen die zijn neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
B.8.1. De wetgever heeft het beroepsgeheim van beide in het middel vermelde categorieën van meldingsplichtige entiteiten beschermd, maar op een verschillende manier.
B.8.2. De belastingadviseurs en de accountants dienen de discrepantie in het UBO-register die zij vaststellen niet te melden aan de Administratie van de Thesaurie, wanneer de informatie of de inlichtingen ontvangen of verkregen werden « tijdens de bepaling van de rechtspositie van [hun] cliënt, of in de uitoefening van hun opdracht die cliënt in of in verband met een rechtsgeding te verdedigen of te vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie of inlichtingen vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen ». De discrepantie moet wel worden gemeld wanneer de belastingadviseurs of accountants zelf hebben deelgenomen aan de witwasactiviteiten of de activiteiten voor de financiering van terrorisme, of wanneer zij weten dat hun cliënt juridisch advies wenst voor dergelijke doeleinden (artikel 74/1, § 1, vierde lid, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten).
B.8.3. De advocaten dienen de discrepantie in het UBO-register die zij vaststellen onmiddellijk te melden aan de stafhouder van de orde waartoe zij behoren. Die laatstgenoemde gaat eerst na of de discrepantie wel degelijk is vastgesteld door de advocaat bij de uitoefening van een activiteit bedoeld in artikel 5, § 1, 28°, aangehaald in B.7.1. Vervolgens doet hij dezelfde controle die de belastingadviseurs en de accountants zelf doen, namelijk nagaan of « de informatie en inlichtingen van één van hun cliënten ontvangen werd of over één van hun cliënten verkregen werd tijdens de bepaling van de rechtspositie van deze cliënt, of in de uitoefening van hun opdracht die cliënt in of in verband met een rechtsgeding te verdedigen of te vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie of inlichtingen vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen, tenzij de bedoelde onderworpen entiteiten zelf hebben deelgenomen aan de witwasactiviteiten of de activiteiten voor financiering van terrorisme, zij juridisch advies voor witwasdoeleinden of voor financiering van terrorisme hebben verstrekt, of zij weten dat hun cliënt juridisch advies wenst voor dergelijke doeleinden ». In voorkomend geval geeft de stafhouder de informatie en inlichtingen, onmiddellijk en ongefilterd, op elektronische wijze door aan de Administratie van de Thesaurie (artikel 74/1, § 1, tweede, derde en vierde lid, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten).
B.8.4. Uit het bijzondere statuut van de advocaten, vastgesteld in het Gerechtelijk Wetboek en in de reglementeringen die zijn aangenomen door de bij de wet van 4 juli 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2001 pub. 25/07/2001 numac 2001009644 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging, met betrekking tot de structure van de balie, van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis type wet prom. 04/07/2001 pub. 07/08/2001 numac 2001009667 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 633 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 04/07/2001 pub. 24/07/2001 numac 2001009622 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van strafvordering en tot wijziging van de wet van 19 februari 2001 betreffende de proceduregebonden bemiddeling in familiezaken sluiten opgerichte orden, heeft het Hof afgeleid dat het beroep van advocaat in België zich onderscheidt van andere zelfstandige juridische beroepen (zie arrest nr. 10/2008 van 23 januari 2008 (ECLI:BE:GHCC:2008:ARR.010), B.6.3). In hetzelfde arrest heeft het Hof geoordeeld : « B.7.1. De effectiviteit van de rechten van de verdediging van iedere rechtzoekende veronderstelt noodzakelijkerwijs dat een vertrouwensrelatie tot stand kan komen tussen hem en de advocaat die hem raad geeft en hem verdedigt. Die noodzakelijke vertrouwensrelatie kan alleen tot stand komen en behouden blijven indien de rechtzoekende de waarborg heeft dat wat hij aan zijn advocaat toevertrouwt, door die laatstgenoemde niet openbaar zal worden gemaakt. Hieruit volgt dat de regel van het beroepsgeheim, waarvan de schending met name bij artikel 458 van het Strafwetboek wordt bestraft, een fundamenteel element van de rechten van de verdediging is ».
Bij zijn arrest nr. 114/2020 van 24 september 2020 (ECLI:BE:GHCC:2020:ARR.114) heeft het Hof als volgt geoordeeld : « Het beroepsgeheim van de advocaat is een essentieel bestanddeel van het recht op eerbiediging van het privéleven en van het recht op een eerlijk proces.
Het beroepsgeheim van de advocaat heeft immers hoofdzakelijk tot doel het fundamentele recht op eerbiediging van het privéleven te beschermen van diegene die iemand in vertrouwen neemt, soms over iets heel persoonlijks » (B.9.1).
Het Hof van Justitie heeft in een arrest van 8 december 2022 geoordeeld : « De specifieke bescherming die artikel 7 van het Handvest en artikel 8, lid 1, EVRM toekennen aan het beroepsgeheim van advocaten, die vooral tot uiting komt in de op hen rustende verplichtingen, wordt gerechtvaardigd door het feit dat advocaten een fundamentele taak hebben in een democratische samenleving, namelijk justitiabelen verdedigen (EHRM, arrest van 6 december 2012, Michaud tegen Frankrijk, CE:ECHR:2012:1206JUD001232311, §§ 118 en 119). Deze fundamentele taak omvat, ten eerste, het in alle lidstaten als belangrijk erkende vereiste dat elke justitiabele de mogelijkheid moet hebben in alle vrijheid een advocaat te raadplegen, wiens beroep het in wezen is, onafhankelijk juridisch advies te geven aan eenieder die het behoeft en, ten tweede, het daarmee verband houdende vereiste van loyaliteit van de advocaat jegens zijn cliënt (zie in die zin arrest van 18 mei 1982, AM & S Europe/Commissie, 155/79, EU: C:1982:157, punt 18) » (HvJ, grote kamer, 8 december 2022, C-694/20, Orde van Vlaamse Balies e.a., ECLI:EU:C:2022: 963, punt 28).
B.8.5. De wetgever kan in redelijkheid oordelen dat de verschillen tussen de beroepsgroep van de belastingadviseurs en de accountants enerzijds, en de beroepsgroep van de advocaten anderzijds, waarin het bestreden artikel 48 van de wet van 2 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2021 pub. 18/06/2021 numac 2021041994 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding sluiten voorziet, gelet op de aard van de ter zake geldende beginselen, noodzakelijk zijn om, voor de beroepsgroep van de advocaten, elk risico van aantasting van de rechten van de verdediging en van het recht op eerbiediging van het privéleven in zijn meest persoonlijke aspect te vermijden, terwijl die noodzaak niet op dezelfde manier bestaat ten aanzien van de beroepsgroep van belastingadviseurs en accountants. Hoewel belastingadviseurs en accountants zich, net als advocaten, blootstellen aan administratieve en strafrechtelijke sancties wanneer zij de meldingsplicht niet naleven en zich schuldig kunnen maken aan de schending van het beroepsgeheim wanneer zij, ten onrechte, wel de meldingsplicht naleven, bevinden zij zich in een situatie die wezenlijk verschilt van die van de advocaten.
Uit de omstandigheid dat het beroepsgeheim van de advocaten en van de belastingadviseurs en accountants wordt beschermd door artikel 458 van het Strafwetboek, kan niet worden afgeleid dat de artikelen 10 en 11 van de Grondwet vereisen dat dezelfde regels en dezelfde waarborgen gelden voor beide categorieën van beroepsgroepen.
B.8.6. De wetgever heeft de verplichting die voortvloeit uit de richtlijn (EU) 2015/843 uitgevoerd, maar hij heeft daarbij geoordeeld dat het optreden van een zelfregulerend orgaan voor de belastingadviseurs en accountants niet noodzakelijk was, aldus gebruikmakend van de beoordelingsmarge die hem bij de richtlijn (EU) 2015/849 is gelaten (artikel 48, lid 1, van de richtlijn (EU) 2015/849).
Gelet op die beoordelingsmarge waarover de wetgever binnen de grenzen van het recht van de Europese Unie beschikt, en rekening houdend met hetgeen is vermeld in B.8.5, vermocht hij redelijkerwijs ervoor te kiezen alleen de advocaten te onderwerpen aan het optreden van een zelfregulerend orgaan, namelijk de stafhouder.
Het bestreden artikel heeft geen onevenredige gevolgen en is derhalve niet zonder redelijke verantwoording.
B.9. Het eerste middel is niet gegrond.
Ten aanzien van het tweede middel B.10. De verzoekende partijen voeren de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat artikel 74/1 van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten niet voorziet in een afwijkende regeling voor de hypothese waarin belastingadviseurs en accountants niet enkel een discrepantie in het UBO-register moeten melden aan de Administratie van de Thesaurie, maar terzelfder tijd ook een vermoeden van het witwassen van gelden of van terrorismefinanciering aan de CFI. Het gebrek aan een afwijkende regeling, in geval van een vermoeden van het witwassen van gelden of van terrorismefinanciering dat dient gemeld te worden aan de CFI, zou volgens de verzoekende partijen de beschermingsmaatregelen ten aanzien van beroepsbeoefenaars in geval van melding aan de CFI ondergraven.
B.11. Het is niet uitgesloten dat criminelen zich keren tegen de melders van witwasvermoedens of vermoedens van terrorismefinanciering, waardoor de wetgever het nodig vond bijzondere beschermingsmaatregelen in te schrijven in de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten. De beschermingsmaatregelen in geval van melding aan de CFI zijn vermeld in de artikelen 57 tot 59 van die wet.
De eerste maatregel bestaat erin dat het verstrekken te goeder trouw van informatie door de meldingsplichtige aan de CFI niet kan leiden tot enige vorm van aansprakelijkheid van de melder (artikel 57). De tweede maatregel waarborgt dat de CFI de procureur des Konings of de federale procureur niet in kennis stelt van de vermoedens die ze heeft ontvangen van de onderworpen entiteiten, teneinde de anonimiteit van de melder te beschermen (artikel 58). De derde maatregel verplicht de bevoegde autoriteiten inzake onderzoek en vervolging van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme om alle « passende maatregelen » te nemen om de melders aan het CFI van een vermoeden van het witwassen van geld of de financiering van terrorisme wettelijk te beschermen tegen bedreigingen, vergeldingsmaatregelen of daden van agressie (artikel 59).
B.12. Zoals reeds in B.4 is vermeld, moet de verplichting tot medewerking aan het UBO-register worden onderscheiden van de verplichting tot melding aan de CFI, die gericht is op een daadwerkelijke opsporing en eventuele vervolging van mogelijke misdrijven. De verplichting tot medewerking aan het UBO-register is daarentegen louter gericht op het verzamelen van administratieve gegevens. Die verschillende finaliteit volstaat op zichzelf om de verschillende graad van bescherming van de melders te verantwoorden.
Wanneer strafvervolging dreigt, kan het gevaar van vergelding redelijkerwijze groter worden geacht.
B.13. De verzoekende partijen bekritiseren evenwel inzonderheid dat in geval van parallelle meldingen, zowel aan de Administratie van de Thesaurie (inzake het UBO-register) als aan de CFI (inzake vermoedens van witwassen of terrorismefinanciering), de anonimiteit van de melder niet op sluitende wijze is gewaarborgd.
B.14. Artikel 74/1, § 2, tweede lid, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten voorziet eveneens in de anonimiteit van de melder aan het UBO-register : « Wanneer de Administratie van de Thesaurie een mededeling doet aan een derde, de Procureur des Konings of de federale procureur inbegrepen, dan zal de identiteit van de onderworpen entiteit of de bevoegde autoriteit die de melding van een verschil als bedoeld in paragraaf 1 heeft gemaakt in geen geval meegedeeld worden ».
Het amendement tot invoeging van dat lid werd als volgt verantwoord : « De antiwitwasregelgeving is een belangrijk instrument in de strijd tegen ernstige en georganiseerde fraude. Onderworpen entiteiten verlenen dagelijks hun medewerking aan deze strijd door de toepassing van verschillende preventieve maatregelen die hen worden opgelegd (bijvoorbeeld cliëntenacceptatiebeleid) en door, indien er vermoedens zijn van witwassen van geld, deze te melden aan de CFI. Het fysieke risico waaraan de onderworpen entiteiten worden blootgesteld door de verplichting tot de mededeling van feiten of vermoedens van witwassen van geld dient te worden vermeden.
Vandaar dat de melding aan de CFI wettelijk wordt omkaderd door een arsenaal aan maatregelen ter bescherming van de identiteit van de melder. Zo stelt artikel 58 van de anti-witwaswet dat de CFI de identiteit van de melder nooit zal meedelen wanneer deze een mededeling doet aan de Procureur des Konings of de federale procureur.
Hoewel het UBO-register een administratief openbaar register is waarvan de informatie adequaat, nauwkeurig en actueel is, en dus geen strafrechtelijke component heeft, wenst dit amendement te verduidelijken dat bij elke mededeling aan een derde persoon, andere dan degene die de discrepantie heeft gemeld, de identiteit van degene die melding heeft gedaan, nooit kenbaar wordt gemaakt en een gelijkaardige bescherming geniet bepaald in het vernoemde artikel 58.
In deze context wordt eraan herinnerd dat, onverminderd de toepassing van artikel 458 van het strafwetboek, bij niet naleving van deze bepalingen de tuchtsanctie bedoeld in artikel 77, § 1, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, van toepassing kan zijn.
Op deze wijze wordt de anonimiteit van de melder gewaarborgd op een absolute wijze » (Parl. St., Kamer, 2020-2021, DOC 55-1900/005, pp. 4-5).
B.15. In geval van een parallelle melding, onder voorbehoud dat in een dergelijk geval de Administratie van de Thesaurie de betrokken informatieplichtige niet in kennis mag stellen van de gronden van de melding van de discrepantie aan de Administratie, is bijgevolg de anonimiteit van de melder op afdoende wijze gewaarborgd. Rekening houdend met die beschermingsmaatregelen, tonen de verzoekende partijen niet aan dat een identificatie van de melder mogelijk is en dat diens bescherming enigerwijze kan worden ondergraven.
B.16. Onder voorbehoud van hetgeen is vermeld in B.15 is het tweede middel niet gegrond.
Om die redenen, het Hof, onder voorbehoud van hetgeen is vermeld in B.15, verwerpt het beroep.
Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 16 februari 2023.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, L. Lavrysen