gepubliceerd op 19 maart 2024
Uittreksel uit arrest nr. 101/2023 van 22 juni 2023 Rolnummer 7870 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 54 van de wet van 21 november 2017 « betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten », gest Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 101/2023 van 22 juni 2023 Rolnummer 7870 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 54 van de
wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
21/11/2017
pub.
01/12/2017
numac
2017014061
bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten
sluiten « betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten », gesteld door de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Antwerpen, zitting houdende zoals in kort geding.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 28 september 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 oktober 2022, heeft de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Antwerpen, zitting houdende zoals in kort geding, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 54 van de Wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, samen gelezen met de vrijheid van ondernemen, doordat zij aan doorverkopers oplegt verzekerd te zijn voor de eigen insolventie, terwijl hierbij geen onderscheid wordt gemaakt in functie van de vraag of de doorverkoper zelf geen reisovereenkomsten sluit met de reiziger (nu zij al dan niet uitsluitend als handelsagent werkt) maar deze enkel als klant bij een principaal-reisorganisator die gevestigd is in de Europese Economische Ruimte aanbrengt ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling en de context ervan B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de verplichting voor doorverkopers van pakketreizen om een zekerheid te stellen voor het geval dat zij insolvent worden, overeenkomstig artikel 54 van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten « betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten » (hierna : de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten).
B.2.1. Artikel 2, 2°, van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten definieert het begrip « pakketreis » als : « de combinatie van ten minste twee verschillende soorten reisdiensten voor dezelfde reis of vakantie, ingeval : a) deze diensten worden gecombineerd door één professioneel, inbegrepen op verzoek of overeenkomstig de keuze van de reiziger, voordat er één overeenkomst waarin al deze diensten zijn inbegrepen, wordt gesloten, of b) deze diensten, ongeacht of er afzonderlijke overeenkomsten worden gesloten met verschillende reisdienstverleners, worden : b.1) gekocht bij één verkooppunt en gekozen voordat de reiziger ermee instemt te betalen, of b.2) aangeboden, verkocht of gefactureerd voor een gezamenlijke prijs of een totaalprijs, of b.3) aangeprezen of verkocht onder de term ` pakketreis ' of een gelijkaardige benaming, of b.4) gecombineerd nadat er een overeenkomst is gesloten waarbij de professioneel de reiziger laat kiezen uit een selectie van verschillende soorten reisdiensten, of b.5) gekocht van verschillende professionelen via onderling verbonden onlineboekingsprocedures, waarbij de naam, de betalingsgegevens en het e-mailadres van de reiziger worden overgedragen van de professioneel met wie de eerste overeenkomst wordt gesloten naar een andere professioneel of andere professionelen en er met de laatstgenoemde professioneel of professionelen uiterlijk vierentwintig uur na de bevestiging van de boeking van de eerste reisdienst een overeenkomst wordt gesloten. [...] ».
B.2.2. Onder doorverkoper wordt verstaan « een professioneel, anders dan de organisator, die pakketreizen verkoopt of te koop aanbiedt die door een organisator zijn samengesteld » (artikel 2, 9°, van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten).
Een organisator is « een professioneel die pakketreizen samenstelt en deze rechtstreeks dan wel via of samen met een andere professioneel verkoopt of te koop aanbiedt, of een professioneel die de gegevens van de reiziger aan een andere professioneel overdraagt overeenkomstig de bepaling onder 2°, b.5) » (artikel 2, 8°, van dezelfde wet).
B.3.1. Titel 3 (« Pakketreisovereenkomsten ») van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten bevat bepalingen met betrekking tot de informatieverplichtingen en de inhoud van de pakketreisovereenkomst (hoofdstuk 1), de overdracht en de wijziging van de pakketreisovereenkomst vóór het begin van de pakketreis (hoofdstuk 2), de uitvoering van de pakketreis (hoofdstuk 3), prijsverminderingen, schadevergoedingen en verhaalsrechten (hoofdstuk 4) en de bescherming bij insolventie (hoofdstuk 5).
B.3.2. Het in het geding zijnde artikel 54 van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten maakt deel uit van dat laatste hoofdstuk. Die bepaling luidt : « De in België gevestigde organisatoren en doorverkopers stellen zekerheid voor de terugbetaling van alle reeds door of namens reizigers betaalde bedragen voor zover de desbetreffende diensten als gevolg van hun insolventie niet worden verricht. Indien passagiersvervoer in de pakketreisovereenkomst is inbegrepen, stellen de organisatoren en de doorverkopers ook zekerheid voor de repatriëring van de reizigers. Er kan worden aangeboden de pakketreis voort te zetten ».
Artikel 56 van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten preciseert dat de zekerheid « afdoende [is] en [...] redelijkerwijs de voorzienbare kosten [dekt].
Zij dekt tevens de in verband met pakketreizen door of namens reizigers betaalde bedragen, rekening houdend met de duur van de periode tussen de aanbetaling en de definitieve betaling, en de volledige uitvoering van de pakketreizen, alsmede de geraamde kosten voor repatriëring in geval van insolventie van de organisator of de doorverkoper ».
B.3.3. Krachtens artikel 60 van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten bepaalt de Koning « de vorm en de voorwaarden waaraan deze zekerheden moeten voldoen ». Ter uitvoering van dat artikel bepaalt artikel 3 van het koninklijk besluit van 29 mei 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/05/2018 pub. 11/06/2018 numac 2018012508 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de bescherming tegen insolventie bij de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten « betreffende de bescherming tegen insolventie bij de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten » (hierna : het koninklijk besluit van 29 mei 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/05/2018 pub. 11/06/2018 numac 2018012508 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de bescherming tegen insolventie bij de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten) dat de zekerheid bedoeld in de in het geding zijnde bepaling wordt gesteld « door een verzekeringsovereenkomst aangegaan bij een verzekeringsonderneming die gemachtigd is om dergelijke verrichtingen uit te oefenen ».
B.4.1. De wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten zet de richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 « betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad » (hierna : de richtlijn (EU) 2015/2302) om in het Belgische recht.
Die richtlijn « heeft tot doel bij te dragen aan de goede werking van de interne markt en de verwezenlijking van een hoog en zo uniform mogelijk niveau van consumentenbescherming door bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake tussen reizigers en handelaren gesloten overeenkomsten betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen onderling aan te passen » (artikel 1 van de richtlijn (EU) 2015/2302).
B.4.2. De in het geding zijnde bepaling vormt meer bepaald de omzetting van artikel 17 van de richtlijn (EU) 2015/2302, met als opschrift « Doeltreffendheid en reikwijdte van de bescherming bij insolventie », dat deel uitmaakt van hoofdstuk V « Bescherming bij insolventie » van dezelfde richtlijn.
Krachtens artikel 17, lid 1, « zorgen [de lidstaten] ervoor dat op hun grondgebied gevestigde organisatoren zekerheid stellen voor de terugbetaling van alle reeds door of namens reizigers betaalde bedragen voor zover de desbetreffende diensten als gevolg van de insolventie van deze organisatoren niet worden verricht. Indien personenvervoer in de pakketreisovereenkomst is inbegrepen, stellen de organisatoren ook zekerheid voor de repatriëring van de reizigers. Er kan worden aangeboden de pakketreis voort te zetten ».
De overwegingen 39, 40 en 41 bij de richtlijn (EU) 2015/2302 vermelden daaromtrent : « (39) De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat reizigers die een pakketreis kopen, volledig tegen insolventie van de organisator zijn beschermd. De lidstaten waar organisatoren zijn gevestigd, dienen ervoor te zorgen dat deze de terugbetaling van alle door of namens de reizigers betaalde bedragen garanderen en, indien een pakketreis personenvervoer omvat, de repatriëring van reizigers in geval van insolventie van de organisatoren verzekeren. Het moet echter mogelijk zijn reizigers de voortzetting van de pakketreis aan te bieden. De lidstaten zijn vrij om te bepalen hoe zij de bescherming bij insolventie zullen regelen, maar zij dienen er wel op toe te zien dat de bescherming afdoende is. Doeltreffendheid houdt in dat de bescherming beschikbaar wordt zodra wegens de liquiditeitsproblemen van de organisator reisdiensten niet worden uitgevoerd, niet of slechts ten dele zullen worden uitgevoerd, of ingeval de dienstverleners reizigers verplichten ervoor te betalen. [...] (40) Om doeltreffend te zijn moet de bescherming bij insolventie de te voorziene bedragen van de betalingen waarop de insolventie van de organisator betrekking heeft, en, waar toepasselijk, de te voorziene kosten voor repatriëring dekken.De bescherming dient dus toereikend te zijn voor alle te voorziene betalingen die door of namens reizigers worden verricht voor pakketreizen in het hoogseizoen, waarbij rekening wordt gehouden met het tijdsverloop tussen de ontvangst van de betaling en de uitvoering van de reis of vakantie, alsmede, waar van toepassing, met de te voorziene kosten voor repatriëring. Algemeen gesproken dient de zekerheid dus een voldoende hoog percentage van de pakketreizenomzet van de organisator te bestrijken. Zij kan afhankelijk zijn van factoren zoals de soort verkochte pakketreis, onder meer wat betreft de vervoerswijze of de reisbestemming, en van eventuele wettelijke beperkingen of de toezeggingen van de organisator inzake het bedrag aan vooruitbetalingen dat hij mag aanvaarden en het tijdstip van de betaling daarvan vóór het begin van de pakketreis.
Hoewel voor de berekening van de benodigde dekking kan worden uitgegaan van de recentste bedrijfsgegevens, zoals de omzet van het laatste boekjaar, dienen de organisatoren verplicht te worden om bij verhoogd risico de bescherming bij insolventie aan te passen, onder meer bij een aanmerkelijke stijging in de verkoop van pakketreizen.
Doeltreffende bescherming bij insolventie dient echter geen rekening te houden met zeer geringe risico's, bijvoorbeeld de gelijktijdige insolventie van verscheidene van de grootste organisatoren, wanneer dit de kosten van de bescherming onevenredig zou beïnvloeden en derhalve de doeltreffendheid ervan in de weg zou staan. In dergelijke gevallen kan de borgstelling voor terugbetalingen worden beperkt. (41) Gelet op de verschillen in het nationale recht en de nationale gebruiken in verband met de partijen bij een pakketreisovereenkomst en het ontvangen van door of namens de reizigers verrichte betalingen, dienen de lidstaten te kunnen voorschrijven dat de doorverkopers ook voorzien in bescherming bij insolventie ». B.4.3. De memorie van toelichting van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten verwijst in het bijzonder naar de voormelde overweging 41 van de richtlijn (EU) 2015/2302 : « Organisatoren moeten ervoor zorgen dat de terugbetaling wordt gewaarborgd van alle door of namens de reizigers betaalde bedragen.
Wanneer een pakketreis passagiersvervoer omvat, dekt de zekerheid eveneens de repatriëring van reizigers in geval van insolventie van de organisatoren. De voortzetting van de pakketreis mag ook aan de reizigers worden voorgesteld.
Overweging 41 van de richtlijn stelt dat lidstaten kunnen voorschrijven dat de doorverkopers ook voorzien in bescherming bij insolventie voor wat betreft pakketreisovereenkomsten. Van die mogelijkheid wordt in dit wetsontwerp gebruik gemaakt. Bijgevolg moet ook de doorverkoper ervoor zorgen dat de reiziger in geval van zijn insolventie is beschermd. Dit zorgt ervoor dat de reiziger extra bescherming geniet » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2653/001, p. 55).
Tijdens de bespreking in de Kamercommissie zette de bevoegde minister daarover uiteen : « Omdat dit element voor de consumentenbescherming belangrijk is, gaat het wetsontwerp verder dan de richtlijn. De optie wordt genomen op vraag van bijna alle stakeholders, zowel bij de reissector als bij de consumenten. Doorverkopers zullen bescherming moeten bieden aan de reiziger voor het geval van insolventie. Bovendien zullen reisorganisatoren en doorverkopers die als tussenpersoon aparte reisdiensten verkopen erover moeten waken dat hun waarborg voor insolventie die verkopen dekt » (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2653/003, p. 6).
Ten aanzien van de prejudiciële vraag B.5. Volgens het verwijzende rechtscollege maakt artikel 54 van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten geen onderscheid tussen, enerzijds, doorverkopers die in eigen naam en voor eigen rekening pakketreisovereenkomsten sluiten met reizigers en, anderzijds, doorverkopers die uitsluitend als handelsagent reizigers aanbrengen bij een organisator-principaal en dus hoogstens verbintenissen aangaan in naam en voor rekening van die laatste. De bij die bepaling voorgeschreven verplichting om een zekerheid te stellen is van toepassing op de beide categorieën van doorverkopers.
Het verwijzende rechtscollege vraagt aan het Hof of die identieke behandeling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de vrijheid van ondernemen.
B.6.1. De verwerende partij voor het verwijzende rechtscollege voert aan dat de in het geding zijnde bepaling eveneens een identieke behandeling in het leven roept van in België gevestigde doorverkopers, naargelang zij pakketreizen verkopen die zijn samengesteld door een Belgische of een Nederlandse organisator. Zij is van mening dat die bepaling daardoor onbestaanbaar is met artikel 13 van de richtlijn (EU) 2015/2302 en verzoekt het Hof daaromtrent een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
B.6.2. De partijen voor het Hof mogen de draagwijdte van een prejudiciële vraag niet wijzigen of uitbreiden. Het komt immers alleen aan het verwijzende rechtscollege toe te oordelen welke prejudiciële vragen het aan het Hof dient te stellen en daarbij de omvang van de saisine te bepalen.
Het onderzoek van de vraag kan bijgevolg niet worden uitgebreid tot een vergelijking van andere categorieën van doorverkopers dan diegene die in B.5 worden vermeld, noch tot een toetsing van de in het geding zijnde bepaling aan artikel 13 van de richtlijn (EU) 2015/2302. Om dezelfde reden is er geen aanleiding om de door de verwerende partij voor het verwijzende rechtscollege gesuggereerde prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie te stellen.
B.7.1. Artikel 17, lid 1, van de richtlijn (EU) 2015/2302 verplicht de lidstaten slechts ervoor te zorgen dat de organisatoren van pakketreizen zekerheid stellen voor het geval dat zij insolvent worden. Zoals is vermeld in B.4.2, bepaalt overweging 41 van de richtlijn (EU) 2015/2302 evenwel dat « de lidstaten [dienen] te kunnen voorschrijven dat de doorverkopers ook voorzien in bescherming bij insolventie », « gelet op de verschillen in het nationale recht en de nationale gebruiken in verband met de partijen bij een pakketreisovereenkomst en het ontvangen van door of namens de reizigers verrichte betalingen ». Uit de in B.4.3 vermelde parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever gebruik heeft willen maken van die mogelijkheid.
B.7.2. Het staat aan het Hof om, binnen de beleidsruimte die een richtlijn aan de lidstaten laat, de omzetting ervan te toetsen aan de bepalingen waarvan het de inachtneming vermag te waarborgen. De omstandigheid dat een richtlijn aan de lidstaten enige beleidsruimte toekent, zoals dat het geval is voor de mogelijkheid om naast de organisatoren ook de doorverkopers van pakketreizen te verplichten om te voorzien in een bescherming bij insolventie, ontslaat de wetgever immers niet van zijn verplichting om de grondwetsbepalingen te eerbiedigen.
Niettemin dient het Hof bij die toetsing rekening te houden met de doelstellingen van de betrokken richtlijn en met het beginsel van de volle werking van het Europees Unierecht.
B.8.1. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
B.8.2. De vrijheid van ondernemen, bedoeld in artikel II.3 van het Wetboek van economisch recht, moet worden uitgeoefend « met inachtneming van de in België van kracht zijnde internationale verdragen, van het algemeen normatief kader van de economische unie en de monetaire eenheid zoals vastgesteld door of krachtens de internationale verdragen en de wet » (artikel II.4 van hetzelfde Wetboek). De vrijheid van ondernemen dient derhalve in samenhang te worden gelezen met de toepasselijke bepalingen van het Unierecht, alsook met artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, waaraan het Hof, als bevoegdheidverdelende regel, rechtstreeks vermag te toetsen. Ten slotte wordt de vrijheid van ondernemen eveneens gewaarborgd door artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Het Hof is derhalve bevoegd om de in het geding zijnde bepaling te toetsen aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de vrijheid van ondernemen.
B.8.3. De vrijheid van ondernemen kan niet als een absolute vrijheid worden opgevat. Zij belet niet dat de bevoegde wetgever de economische bedrijvigheid van personen en ondernemingen regelt. Deze zou pas onredelijk optreden indien hij de vrijheid van ondernemen zou beperken zonder dat daartoe enige noodzaak bestaat of indien die beperking onevenredig zou zijn met het nagestreefde doel.
B.9. Uit de in B.4.3 vermelde parlementaire voorbereiding blijkt dat de uitbreiding van de verplichting om een zekerheid te stellen bij insolventie, bedoeld is om de doeltreffendheid van de bescherming van de reizigers te versterken. Die doelstelling is legitiem.
B.10.1. Ten aanzien van die doelstelling is het pertinent om alle in België gevestigde doorverkopers aan een zekerheidsplicht te onderwerpen, ongeacht of zij in eigen naam en voor eigen rekening pakketreisovereenkomsten sluiten dan wel slechts als handelsagent optreden en dus hoogstens in naam en voor rekening van de organisator-principaal verbintenissen aangaan met de reiziger.
B.10.2. De insolventie en de daarmee gepaard gaande stopzetting van de activiteiten van de doorverkoper die slechts als handelsagent reizigers aanbrengt bij een organisator, kunnen immers eveneens risico's met zich meebrengen voor de reiziger. Het is niet uitgesloten dat ook een dergelijke doorverkoper betalingen ontvangt van de reiziger en dat hij de ontvangen bedragen pas na het verstrijken van een bepaalde periode, al dan niet gedeeltelijk, zal doorstorten aan de organisator of een andere reisdienstverlener. Daarenboven gelden de verplichtingen met betrekking tot de totstandkoming en de uitvoering van de pakketreis die de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten oplegt aan de doorverkopers, ongeacht de aard van de contractuele verhouding met de reiziger.
Zo kan de reiziger van de doorverkoper de terugbetaling eisen van bijkomende vergoedingen, toeslagen en andere kosten waarover hij vooraf niet werd geïnformeerd (artikel 9 van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten, zie ook Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2653/001, p. 32).
Daarnaast kan de reiziger steeds berichten, verzoeken of klachten in verband met de uitvoering van de pakketreis richten tot de doorverkoper, die zulks zonder onnodige vertraging dient door te geven aan de organisator (artikel 41 van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten). De doorverkoper kan bijgevolg de voornaamste contactpersoon voor de reiziger blijven, zelfs al is hij geen partij bij de pakketreisovereenkomst. Wanneer de organisator buiten de Europese Economische Ruimte is gevestigd, is het bovendien mogelijk dat bepaalde verplichtingen inzake de uitvoering van de pakketreis en inzake prijsvermindering en schadevergoeding van toepassing zijn op de doorverkoper (artikelen 33 en 47 van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten).
B.10.3. Meer in het algemeen wordt de sector van de pakketreizen, zoals ook de vzw « Vereniging Vlaamse Reisbureaus » opmerkt, gekenmerkt door een grote diversiteit aan boekingsprocedures en -kanalen, waarbij vaak meerdere partijen met verschillende hoedanigheden zijn betrokken. In het bijzonder wordt « het internet [...], naast de traditionele distributiekanalen, een steeds belangrijker medium voor het aanbieden of verkopen van reisdiensten » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2653/001, p. 4). Gelet op de verwarring die daardoor kan ontstaan bij de reiziger, mag de wetgever, binnen de beleidsruimte die de richtlijn (EU) 2015/2302 hem laat, in beginsel opteren voor een uniforme aanpak inzake de bescherming bij insolventie. Zulks draagt niet alleen bij tot een ruime bescherming van de reiziger, maar ook tot de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid van de regeling.
B.11.1. De in het geding zijnde bepaling heeft ten slotte geen onevenredige gevolgen. Het blijkt niet dat de verplichting, als dusdanig, om een zekerheid te stellen voor de in die bepaling opgesomde aangelegenheden, het onmogelijk of buitensporig moeilijk maakt voor een doorverkoper om zijn activiteiten uit te oefenen.
B.11.2. Voor het overige staat het, overeenkomstig artikel 60 van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten, aan de Koning om de vorm en de voorwaarden te bepalen waaraan de zekerheid dient te voldoen. Zoals is vermeld in B.3.3, heeft de Koning ter uitvoering van die bepaling het koninklijk besluit van 29 mei 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/05/2018 pub. 11/06/2018 numac 2018012508 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de bescherming tegen insolventie bij de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten genomen, waarvan artikel 3 bepaalt dat de zekerheid wordt « gesteld door een verzekeringsovereenkomst aangegaan bij een verzekeringsonderneming die gemachtigd is om dergelijke verrichtingen uit te oefenen ».
Het Hof is niet bevoegd om uitspraak te doen over de wijze waarop de Koning de Hem door de wetgever toegekende machtigingen heeft uitgeoefend. Wanneer een wetgever een machtiging verleent, moet worden aangenomen - behoudens aanwijzingen in de tegenovergestelde zin - dat hij de gemachtigde enkel de bevoegdheid verleent om die machtiging aan te wenden in overeenstemming met de Grondwet. Het staat aan de bevoegde rechter na te gaan of de bij het koninklijk besluit van 29 mei 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/05/2018 pub. 11/06/2018 numac 2018012508 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de bescherming tegen insolventie bij de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten gemaakte keuze voor een verzekeringsovereenkomst als vorm van de zekerheid, alsook de bij dat besluit vastgestelde verzekeringsvoorwaarden al dan niet de vrijheid van ondernemen op onevenredige wijze beperken.
Overigens lijkt niets te beletten dat bij het bepalen van de verzekeringspremie rekening wordt gehouden met de reële financiële risico's die de insolventie van de betrokken doorverkoper met zich kan meebrengen, gelet op zijn omzet en op zijn concrete rol bij de totstandkoming en de uitvoering van de pakketreizen die hij verkoopt.
Daarnaast laat artikel 5 van het koninklijk besluit van 29 mei 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/05/2018 pub. 11/06/2018 numac 2018012508 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de bescherming tegen insolventie bij de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten de verzekeraar toe om vennootschappen waarvan het aantal werknemers, de jaaromzet en/of het balanstotaal beperkt zijn, de zogenaamde « microvennootschappen », vrij te stellen van bepaalde verzekeringsvoorwaarden.
B.12. De omstandigheid dat de wetgever, zoals het verwijzende rechtscollege veronderstelt, ook zou kunnen hebben opteren voor een regeling met een kwaliteitsrekening, naar analogie met artikel 3.37 van het Burgerlijk Wetboek, in plaats van voor een zekerheidsplicht leidt niet tot een andere conclusie. Het staat in beginsel aan de wetgever de regeling te kiezen die hij het meest doeltreffend acht om de reiziger te beschermen tegen de insolventie van de doorverkoper.
Zoals is vermeld in B.10.3, draagt een uniforme aanpak inzake de bescherming bij insolventie, waarbij dezelfde zekerheidsplicht geldt voor zowel de organisatoren als de doorverkopers van pakketreizen, bovendien bij tot de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid van de regeling.
B.13. Artikel 54 van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten is bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de vrijheid van ondernemen.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 54 van de wet van 21 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017014061 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten sluiten « betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten » schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de vrijheid van ondernemen.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 22 juni 2023.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, L. Lavrysen